Welke Friese jongere weet nog wat njirrebrod is, adderengebroed? Of grime? Lútsen Kooistra verwacht dat “weinig meisjes en jongens bij Albert Heijn” weten dat dit Friese woord voor gram of toorn staat. Ook bij die Nederlandse woorden zullen ze je trouwens meewarig aankijken, verwacht de oud-hoofdredacteur van het Friesch Dagblad. “Het verdwijnen van zulke woorden uit het Fries en het Nederlands zegt veel over het veranderen van ons zondebesef en onze geloofsbeleving.”

Het is tijd voor een nieuwe Friese bijbelvertaling. De vorige vertaling dateert van 1978. Sinds de jaren zeventig is het Fries veranderd en ook de bijbelwetenschap heeft niet stilgestaan, zegt Kooistra. Hij is voorzitter van de YKFE (Yntertsjerklike Kommisje foar de Fryske Earetsjinst) die het initiatief tot de vertaling nam. In januari was de aftrap van het vertaalproject. Over ongeveer vier jaar ligt er, als het goed is, “een cultuurbijbel, die ook goed toegankelijk is voor mensen die niet in de christelijke traditie staan”.

Taalmonument

Het lezen van de Bijbel, ook in het Fries, is voor steeds minder mensen een onderdeel van hun dagelijks geloofsleven. Dat is een verlies, vindt Kooistra. De nieuwe vertaling kan een stimulans zijn de Bijbel weer vaker ter hand te nemen. Tegelijk heeft it Wurd fan Heit yn de taal fan mem een andere functie gekregen; het is voor veel mensen een cultuurboek geworden, niet langer het exclusieve bezit van de kerk. “Daar moeten we wat mee. De vertaling biedt ook een nieuwe kans om de woorden van de Bijbel weer een plek in de openbare ruimte te geven.”

Inmiddels is een team van zo’n acht vertalers, onder leiding van hoogleraren Eep Talstra (Oude Testament), Lieuwe van Kampen (Nieuwe Testament) en Rolf Bremmer (Fries), aan de slag gegaan. Het viel volgens Kooistra niet mee om voldoende deskundigen te vinden, die kennis van de Bijbel hebben en zowel het Fries als het Hebreeuws en het Grieks machtig zijn. “Als wij het nu niet doen, gebeurt het misschien nooit weer.”

Lútsen Kooistra: 'De nieuwe vertaling kan een stimulans zijn de Bijbel weer vaker ter hand te nemen.'© Marchje Andringa

Kooistra hoopt dat de nieuwe vertaling ook een monument wordt van het Fries zoals dat tegenwoordig in de provincie klinkt. Hij verbaast zich er soms over hoe weinig trots de inwoners van de noordelijke provincie op hun eigen taal zijn.

Zijn eigen buurvrouw bijvoorbeeld is blij als iemand uit ‘Holland’ tegen haar zegt “dat je helemaal niet kan horen dat ze uit Friesland komt”. En zo had hij een Friese collega die zei haar kinderen bewust in het Nederlands op te voeden “omdat je daar verder mee komt dan Wolvega”. Kooistra: “Wat een treurig zelfbeeld heb je dan.” Wat hem betreft nemen ze een voorbeeld aan cabaretier Herman Finkers, die trots is op zijn Twents. “Als wij in Friesland iemand kunnen vinden als Finkers, dan voorzie ik tien herdrukken voor de nieuwe bijbelvertaling.”

Frieszinnigheid

Hinne Wagenaar is geen Herman Finkers en evenmin cabaretier, maar dominee in Jorwert. En hartstikke trots op zijn eigen taal. Op een lezenaar naast zijn bureau ligt standaard de Friese Bijbel geopend. “Dat is mijn eerste referentie. In mijn werk en persoonlijk leven gebruik ik vooral de Friese vertaling.”

Op het altaar van de oude kerk van Jorwert, tevens de zetel van pioniersgemeente Nijkleaster, ligt eveneens de Friese Bijbel, met daarnaast de Nederlandse. Als er weinig gasten ‘van buiten’ zijn, klinkt er tijdens gewone vieringen uitsluitend Fries.

Jorwert en omliggende dorpen vormen daarin een uitzondering op de regel in Friesland: behoudens in een enkele Fryske tsjinst klinkt tijdens de eredienst het Nederlands. Het is geen initiatief van Wagenaar, want zijn voorgangers in Jorwert hadden ook al voor het Fries als voertaal gekozen.

“Het zal te maken hebben met hun hoge mate van Frieszinnigheid.” Bovendien past het goed bij de wijdere omgeving, de Greidhoeke, die “echt dorps en echt Fries” is.“Ik blijf me erover verbazen dat men in Friesland het Nederlands gebruikt als kerklatijn”, zegt de Friese theoloog.

Nadat hij was teruggekeerd uit Kumba in Kameroen, waar hij docent systematische theologie was, kreeg hij in zijn eerste Friese gemeente Wirdum te horen dat er maar liefst vier Friestalige diensten per jaar waren. “Daar zult u wel blij mee zijn, dûmny.” Maar niets was minder waar. Wagenaar stelde voor er meteen mee te stoppen.

“Want dat zou betekenen dat ik al die andere keren moet zwijgen in het Fries.” In veel dorpsgemeenschappen wordt volgens Wagenaar uitsluitend Fries gesproken, zelfs tot in de kerkeraadskamer aan toe. “Maar gaan we eenmaal de kerk in, dan moet het Nederlands worden. Dat heeft iets onechts.”  

Hinne Wagenaar: ‘Wil je dat het geloof incarneert in je leven, dan zal dat bij de taal moeten beginnen.'© Martje van der Heijden

De predikant ziet ook wel in dat de positie van het Fries minder sterk wordt en dat mensen meerdere talen spreken. Daarom zet hij in zijn ‘missiewerk’ tegenwoordig in op meertaligheid in de kerkdienst, zodat niet alleen het Nederlands, maar ook het Fries en bijvoorbeeld het Engels klinken.“Verschillende talen geven verschillende kleuren aan spiritualiteit en geloof. Vooral liederen in een andere taal kunnen soms een heel ander deel van je ziel raken.”

Wat dat betreft is er de laatste eeuw al veel ten goede gekeerd. Honderd jaar geleden was er helemaal nog geen Friese Bijbel; de eerste complete vertaling verscheen pas in 1943. Inmiddels wordt dus al aan een derde vertaling gewerkt, maar ligt er bijvoorbeeld ook al jaren een geheel Friestalig Liedboek.

Ondanks deze gunstige ontwikkelingen wil het met het Fries in kerkdiensten niet erg vlotten. Wagenaar: “In deze discussie krijg je als voorstander van meer Fries altijd te horen: ‘Ja, maar we zijn toch deel van Nederland en van de kerk van Nederland?’ Alsof je daar niet loyaal aan zou zijn door in je eigen taal te zingen en te geloven.”

Vertaalbaarheid

Zijn ‘bekering’ beleefde Wagenaar in een kamer op Broadway. Hij groeide op als boerenzoon in het zuidwesten van Friesland, Gaasterland. Op de middelbare school in Sneek werd hij geregeld aangesproken op zijn boerenachtergrond en gebrekkige Nederlands. Dus nam hij zich voor: “Ik zorg ervoor dat ik mijn mannetje sta.”

Na de studie theologie in Groningen mocht Wagenaar met een beurs van de Wereldraad van Kerken een jaarlang bevrijdingstheologie studeren in New York. Zo belandde hij op die kamer met uitzicht op Broadway en dacht: No bin ik it mantsje!

Maar toen hij door heimwee gedreven zijn ouders een brief wilde schrijven, kwam het inzicht. “Nou heb ik Nederlands, Engels, Duits en Frans geleerd en ken ik Hebreeuws, Grieks en Latijn, maar kan ik verdorie mijn ouders niet eens in mijn eigen taal schrijven! Dus wat heeft dit proces van een mantsje wurden opgeleverd? Dat ik me vervreemd heb van mijzelf, mijn eigen cultuur en achtergrond.”

Op dat moment stond de Friese taalactivist in hem op.Het grote belang van de eigen taal en cultuur kreeg tijdens zijn werk in Kameroen een extra verdieping. “Ik probeerde daar te begrijpen hoe je Afrikaanse theologie kunt bedrijven. Ik kwam erachter dat de strijd vanuit de positie van de underdog ook míjn strijd was. Mijn studenten en ik begrepen elkaar feilloos. Terwijl ondertussen mijn Afrikaanse collega’s gewoon Europese theologie aan het doceren waren.”

Dat eigen taal en cultuur in het domein van het geloof doorklinken, is niet alleen maar “een leuk extraatje” of “een snoepje bij de boodschappen”. Het is een recht waarvoor gestreden moet worden. “Wil je dat het geloof incarneert in je leven, dan zal dat bij de taal moeten beginnen. Anders blijft het een toneelstukje, een voorstelling op afstand. Als je wilt dat het geloof toegang krijgt tot je leven, tot je hart, dan is gebruik van je eigen taal een noodzakelijke voorwaarde.

Het is toch raar dat je je moedertaal, de taal die je gebruikt in het dagelijks leven, niet gebruikt in je gelovig leven?

hinne wagenaar

Het is toch raar dat je je moedertaal, de taal die je gebruikt in het dagelijks leven, niet gebruikt in je gelovig leven? Dat is een dichotomie die niet past.”

Die ‘vertaalbaarheid’ is juist een van de wezenlijke kenmerken van het christendom, zegt Wagenaar in navolging van de Gambiase theoloog Lamin Sanneh; dit in tegenstelling tot de islam die doorgaans slechts één taal spreekt, het Arabisch.

Daarom wordt Wagenaar ook zo enthousiast over al die andere (gedeeltelijke) bijbelvertalingen die de afgelopen jaren in het Nederlandse taalgebied zijn verschenen, of het nou Gronings, Zeeuws of Twents is, Stellingwerfs, Venlo’s of Bunschotens. Er zijn zelfs enkele bijbelteksten in het dialect van Haagse Harry verschenen. “Prachtig! Zo zijn er overal mensen bezig om de taal van de Bijbel heel dichtbij te laten komen.”

Cultuurtaal

Dialectoloog Harrie Scholtmeijer deed onderzoek naar die verschillende bijbelvertalingen in de streektaal. Dialecten mogen dan steeds minder gesproken worden, als cultuurtaal doen ze het volgens hem juist goed. “Dialect is in. Kijk, Nederlands spreken we allemaal wel. Maar het is natuurlijk bijzonder als je er nog een streektaal bij spreekt.

Vroeger hadden mensen vaak een hekel aan dialect, omdat ze dachten dat die hun belemmerde in hun maatschappelijke ontplooiing. Dat is niet meer zo; dialect voor veel mensen een tweede taal is geworden. Sterker nog, we maken nu mee dat er een hele generatie opgroeit zonder dialect.”

Als taalliefhebbers iets met dialect willen beginnen, denken ze volgens Scholtmeijer direct aan het samenstellen van een woordenboek óf aan het vertalen van de Bijbel.

Voor de lezers van het boek speelt iets anders: zij ervaren dat de aloude tekst in hun moedertaal opeens heel dichtbij hun hart komt

bert van der kruk

“Vaak worden dialecten als plat en onbeschaafd weggezet, terwijl dialectsprekers zelf dat helemaal niet vinden. Zij vinden het een normale taal. Dat wordt natuurlijk helemaal aangetoond als blijkt dat je er zelfs een min of meer heilig boek als de Bijbel in kunt vertalen. Dat werkt statusverhogend voor het dialect. Voor dialectliefhebbers is emancipatie van de streektaal dus een belangrijk motief om de Bijbel te vertalen.”

Voor de lezers van het boek speelt iets anders: zij ervaren dat de aloude tekst in hun moedertaal opeens heel dichtbij hun hart komt. “Ze worden erdoor geraakt. De taal is persoonlijk, ze kennen die uit de intieme, huiselijke sfeer. Soms horen ze die taal nergens anders meer. Ze denken: ja, zo sprak mijn moeder vroeger; ze is er niet meer, maar in de taal waarin zij mij opvoedde, klinkt nu ook de Bijbel.”

Maar niet iedereen staat te trappelen bij zo’n dialectvertaling of – zoals ook geregeld voorkomt – een kerkdienst in de streektaal. Op een enkele uitzondering na zijn streekvertalingen van de Bijbel in de Biblebelt afwezig. Niet omdat daar geen streektalen klinken, maar omdat het ontzag voor de Statenvertaling uit 1637 er te groot is. Een ‘platte’ vertaling spot met zoiets heiligs als de Schrift. Dialectvertalingen floreren eerder in streken die minder kerks zijn, constateert Scholtmeijer, zoals in Twente, waar oude teksten dankzij noeste vertaalarbeid van vrijzinnig theoloog Anne van der Meiden de mensen “dicht op d’n hoed” komen.

In ons aigen taol

De eerste complete Friese bijbelvertaling verscheen in 1943, de tweede in 1978. Van recenter datum zijn de volledige vertalingen in het Gronings, Twents en Stellingwerfs. Zeeuwen, Drenten en Achterhoekers hebben een deel van de Bijbel in eigen streektaal tot hun beschikking, en dat geldt ook voor inwoners van Venlo, Roermond, Urk en Bunschoten-Spakenburg. Hagenezen kunnen onder meer het paradijsverhaal in de taal van Haagse Harry lezen: Hè zè teige de slang: 'Engnek, je heile leive zal je innut stof legge bète!' De meeste vertalingen zijn te vinden op de www.debijbel.nl.

Handelingen 2,11

Fries:
Joaden en dy’t Joad wurden binne, lju fan Kreta en út Arabië, wy hearre harren yn ús eigen taal fertellen fan Gods grutte dieden.

Gronings:
Jeuden, en lu dij heur geleuf aannomen hebben, lu oet Kretoa en Aroabie, wie heuren heur in ons aigen toal over God zien grode doaden spreken.

Twents:
Jödden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wiej heurt eer ja in oonze modersproake oawer de grote doaden van God sprekken.

Spakenburgs:
Jòden en pròseliêten, minsen uut Kreta en Arabië – âllemaol hòren we ze in ongze eige streêktaol praoten òver de gròte dingen dee God edoan het.