Nederland heeft een groot probleem: een zingevingscrisis van wellicht historische omvang. Dat werd onlangs weer eens zichtbaar, toen de hoofdeconoom van het CBS, Peter Hein van Mulligen, op Twitter schreef: “De aarde is rond, klimaatverandering is echt en roken is slecht voor je longen. Nog een waarheid als een koe: het inkomen van Nederlanders is de afgelopen decennia duidelijk gestegen. Een draad over de publicatie Inkomen verdeeld, die vandaag is verschenen”.
Het ging om een onderzoeksrapport dat onder andere beschrijft hoe tussen 1977 en 2019 het gemiddeld besteedbare inkomen van Nederlanders met 44% is gestegen, zo schreef de econoom. De journalist Sander Schimmelpenninck pikte deze tweet op en reageerde op hetzelfde Twitter met de woorden: “Het verschil tussen arm en rijk wordt in Nederland dan ook niet gemaakt met inkomen uit werk. En dus is het niet vreemd dat zo min mogelijk werken het hoogste doel is geworden.”
Werken is een middel tot een doel geworden: geld verdienen zodat men kan stoppen met werken
taede smedes
Laat deze woorden even op u inwerken. Het verschil tussen arm en rijk heeft weinig te maken met inkomen uit werk, schrijft Schimmelpenninck. Vroeger was het idee: harder werken levert meer geld op. Niet dus. Je kunt werken tot je omvalt, rijker word je er niet van en gelukkiger ook niet. En dus is het hoogste doel bij veel mensen geworden om zo min mogelijk te werken.
Betekent dit dat mensen luier worden? Is de droom geworden dat mensen slapend rijk worden? Ongetwijfeld zullen sommigen daarover dromen. Een tijd terug werd op NPO3 de documentaire 30 en nooit meer werken uitgezonden. Daarin draait het om de ‘FIRE-beweging’, een sociale beweging onder jongeren met het motto: financial independent, retire early. Het gaat hier om jonge mensen die alles op alles zetten om op jonge leeftijd te kunnen stoppen met werken. Jongeren die niet drinken, niet zuipen, niet neuken, niet vreten, maar werken, werken, werken en ieder dubbeltje omdraaien, om zo snel mogelijk voldoende vermogen te hebben om te kunnen stoppen met werken. “Straks ben je een beetje sociaal incapabel, maar heb je wél geld”, zegt in de docu een vriend tegen zijn FIRE-aanhangende vriend. Wat zagen de jongeren die in de documentaire werden gevolgd als doel van dat alles? Niet geld, geen rijkdom. Het ging om vrijheid, onafhankelijkheid en autonomie.
Kijk op werk
Wat ik mij dan altijd afvraag: wat voor wereldbeeld zit hier achter? Of meer in het bijzonder: wat voor kijk op werk gaat onder dit alles schuil?
Het wordt duidelijk dat steeds meer mensen werk zien als een zinloze, nutteloze bezigheid. Werken is een middel tot een doel geworden: geld verdienen zodat men kan stoppen met werken. Werk an sich wordt niet meer als een bevredigende activiteit gezien, maar als leeg, zinloos en betekenisloos,
Dat heeft uiteraard te maken met de neoliberalistische cultuur die onze overheid de laatste decennia gigantisch heeft opgetuigd. In dat model moeten werknemers flexibel worden zodat ze makkelijker van baan kunnen switchen. Ze moeten zich kunnen aanpassen of opsodemieteren. Werkgevers hebben de laatste jaren steeds meer mogelijkheden gekregen om werknemers makkelijker te ontslaan. Contracten moeten vooral kortlopend zijn.
Werkgevers zien daarbij werknemers als middel tot maar één doel: meer winst. En werknemers voelen dat
TAEDE SMEDES
Werkgevers zien daarbij werknemers als middel tot maar één doel: meer winst. En werknemers voelen dat. Het werk an sich doet er niet meer toe en zij zijn inwisselbaar geworden. Uit angst houden ze hun smoel, want als zij protesteren, vliegen ze eruit. Er staan genoeg kandidaten te springen om hun baan over te nemen. Het gevolg: burnout, stress en andere psychische en/of fysieke gezondheidsklachten. Werknemers zijn wegwerpartikelen geworden.
Roeping
Vroeger werd werk als een ‘roeping’ ervaren. Volgens velen een ouderwets woord, want het doet denken aan godsdienst. Want wie anders roept je tot de arbeid dan een bovennatuurlijke God? Toch koester ik dat woord, niet als verklaring, maar als een existentiële uiting van het besef dat wat je doet zinvol is in zichzelf. In het idee van werk als ‘roeping’ komt tot uiting dat je niet primair werkt om geld te verdienen, maar omdat je doet wat je leuk vindt, waarvan je geniet.
Werk als ‘roeping’ komt bijvoorbeeld tot uiting in een ambacht. Neem iemand die houten meubels maakt, liefst zo mooi en degelijk mogelijk. Niet vanuit het idee dat hij er dan meer geld voor kan vragen, maar vanuit een louter esthetisch oogpunt of vanuit het idee dat er een persoonlijke ontwikkeling in het werk zit: je probeert als ambachtsman steeds mooiere objecten te maken, iedere keer de lat wat hoger te leggen. Natuurlijk, er moet brood op de plank komen, maar de meeste bevrediging gaat toch uit van een deal waarbij de koper het object koopt omdat hij erdoor geraakt wordt. Omdat hij het mooi vindt.
Kunst
Zo’n meubelmaker ziet het meubel dat hij maakt dan ook niet zozeer als een instrument, maar als een soort kunstwerk dat een waarde in zichzelf heeft, ongeacht het nut ervan. In de kunst werkt het nog steeds zo. De meeste kunstenaars maken geen kunst vanuit het idee om zoveel mogelijk geld te verdienen. Nee, er is een soort innerlijke drive die hen beweegt om kunst te maken. Die drive noemden we vroeger ‘roeping’, maar gaat over hetzelfde: het besef dat de activiteit van het maken in zichzelf zinvol is en niet per se een middel tot een ander, hoger doel.
Het groeiende aantal ZZP’ers is een teken aan de wand van de zingevingscrisis in Nederland
TAEDE SMEDES
Maar je hoeft natuurlijk geen kunstenaar te zijn om die drive of roeping te voelen. Er zijn genoeg mensen vandaag de dag die hun innerlijke drive volgen. Waarom zijn er bijvoorbeeld de afgelopen jaren zoveel ZZP’ers bijgekomen? Mensen dus die de zekerheid van een baan achter zich laten en een duik wagen in de onzekerheid die het opzetten van een eigen onderneming met zich meebrengt. Als zelf ZZP’er heb ik de afgelopen jaren met talloze collega’s gesproken, en vrijwel altijd gaat het om mensen die ontevreden waren met hun baan, die hun baan als ‘geestdodend’ en de blik van een leidinggevende als constant intimiderend hebben ervaren. Mensen die ‘zinvol’ werk willen doen, want je leeft immers maar één keer. Die op hun eigen manier creatief willen zijn en dus iets willen maken wat er nog niet is – ongeacht of dat nu een dienst is of een product. Die niet mentaal en fysiek uitgewoond wilden worden door een baas die alleen oog heeft voor de winst van zijn bedrijf. Het zijn mensen die zin in hun werk willen ervaren door zin te maken. Het groeiende aantal ZZP’ers is een teken aan de wand van de zingevingscrisis in Nederland.
Sociale cohesie
En dan heb ik het nog niet eens gehad over het sociale aspect van werk. Ik herinner nog dat toen mijn vader in zijn werkende leven nog buschauffeur was, dat hij van zijn werk genoot vanwege de collega’s en vanwege de ontmoeting met passagiers in de bus. Veel van zijn collega’s behoorden tot zijn vriendenkring. En toen mijn vader met pensioen ging, waren veel van de bezoekers van het feest voor mij wildvreemden, maar voor hem bekend omdat het de passagiers waren die hij jarenlang naar allerlei plekken had gereden. En daarbij ging het echt niet alleen om oudere mensen, die hem altijd dankbaar waren dat hij wachtte met wegrijden totdat ze een zitplaats hadden. Maar ook een aantal kinderen met hun ouders die een zelfgemaakt cadeau kwamen geven, omdat hij hen met de bus wekelijks naar zwemles had gebracht en daarbij altijd gekke verhalen vertelde.
Ik voorspel dat de zingevingscrisis in Nederland nog veel groter en dieper zal worden. We zullen er vast nog veel over horen
TAEDE SMEDES
Mijn vader vond het niet jammer om met pensioen te gaan. De lol van het werk was eraf. Dat kwam vooral doordat het sociale aspect was verdwenen. Veel van zijn vrienden waren met pensioen of zelfs al overleden en de nieuwelingen waren norse kerels. Tijd voor de passagiers was er niet meer. De rijtijden waren zodanig strak, dat je als buschauffeur amper nog tijd had om ergens onderweg je behoefte te doen.
Nederland fragmenteert, valt langzaam uit elkaar. Waar werk voor velen nog draaglijk was vanwege de sociale contacten, is dat niet meer zo. Veel mensen kennen hun naaste collega’s amper. Iedereen werkt part-time, dus sommige directe collega’s zien elkaar nooit of hooguit op een bedrijfsfeestje. Je bent als ZZP’er echt niet minder sociaal – sterker nog, om zaken te doen met anderen zul je juist als ZZP’er sociaal goed van wanten moeten weten. Maar toch kun je als ZZP’er voor een deel je onafhankelijkheid zelf bepalen. En uitkiezen met wie je in zee gaat. Deze dynamiek zorgt ervoor dat Nederland ook via de werkvloer en het bedrijfsleven uit elkaar valt in een verzameling individuen. Hoe dit zich verder zal ontwikkelen? Ik weet het niet. Veel hangt ook af van het toekomstige kabinet. Op het moment dat ik dit schrijf, zijn de formatiegesprekken nog altijd gaande. Als de VVD weer aan het roer zal komen, zie ik het echt somber in. De instrumentalisering van werk en werknemers neemt steeds groteskere vormen aan. Maar ook zal het ZZP’ers dan steeds moeilijker gemaakt worden, want die steeds groter groeiende groep was in de afgelopen kabinetsperiode de liberalen al een doorn in het oog. Ik voorspel dan ook dat de zingevingscrisis in Nederland nog veel groter en dieper zal worden. We zullen er vast nog veel over horen.
Taede A. Smedes is filosoof en theoloog.