‘Op wie moet ik stemmen?’, vraagt een vriendin aan mij. Ze volgt de politieke ontwikkelingen minder goed - net zoals de gemiddelde Nederlander. De politiek is ingewikkeld, langdradig en onduidelijk is haar argument. ‘Op wie je zou moeten stemmen hangt er maar vanaf van wat je belangrijk vindt. Wat vind jij belangrijk?’ vraag ik. Een reflecterende ‘hmmm’ volgt…
Het is een bizar jaar vertel ik haar. De verkiezingen worden overschaduwd door allerlei zaken die het afgelopen jaar ons niet onberoerd lieten. Denk aan de Black Lives Matter-beweging, institutioneel racisme in de vorm van de toeslagenaffaire en Covid-19 waar we voorlopig niet vanaf zullen zijn. Nog nooit eerder is er in een jaar tijd zoveel drastisch veranderd. Ook in de manier waarop we denken, voelen en leven. Bovendien, wat we vroeger belangrijk vonden, vinden we nu niet zo belangrijk. En andersom.
Mijn vriendin denkt rustig na en vraagt: ‘Dus ja, wat is nu dan belangrijk?’ Ze geeft mijn vraag terug: ‘Wat vind jij dan belangrijk?’.
Wel, voor mij staat op nummer één het tegengaan van discriminatie, racisme, uitsluiting, werken aan een inclusieve samenleving. Én het bieden van gelijke kansen op de arbeidsmarkt, in het onderwijs aan alle burgers ongeacht hun etniciteit, geloof, seksuele oriëntatie, leeftijd, gender, sociaaleconomische positie, afstand tot de arbeidsmarkt, hoogte van opleiding, beperking etc.
‘Waarom?’ vraagt ze.
We zagen dat Covid-19 minderheden door hun marginale positie harder troffen. Denk aan mensen met een migratieachtergrond, met een lage sociaaleconomische positie en of met weinig financiële middelen en sociale vangnet. We zagen ook dat door de toeslagenaffaire bijna 26.000 ouders in Nederland slachtoffer zijn geworden van onterechte fraudeverdenkingen. Dat leidde tot diepe schulden, één bekend geval van zelfmoord, kinderen die opgroeiden in armoede en gezinnen die levenslang getraumatiseerd zijn geraakt. Hier was sprake van etnisch profileren en institutioneel racisme waarmee de grondbeginselen van onze rechtstaat tot op het bot is geschonden.
‘Weet je dan op wie je gaat stemmen?’ vervolgt ze.
Ik weet op wie ik ga stemmen. Ik zal in ieder geval op een partij stemmen die onze grondwet met alle mogelijke middelen zal beschermen en er kritisch op toeziet dat het gelijkheidsprincipe ook binnen instituties nageleefd wordt. En wanneer dat laatste niet gebeurt, er consequenties aan verbindt. Ik zal stemmen op een partij die in ieder geval de belofte heeft gedaan zich hiervoor hard te maken. Dit onderwerp ook heeft opgenomen en onderbouwd in haar partijprogramma.
‘Ja’, antwoordt mijn vriendin. ‘En gelijk heb je hoor!’ Zegt ze er snel achteraan. ‘Ik denk dat ik ook inmiddels weet wat ik belangrijk vind’. ‘Mooi’, antwoord ik. ‘Hopelijk weet je ook op welke partij je dan moet stemmen’. ‘Ja, ik denk dat het weet’, zegt ze. ‘Door de lockdown en coronamaatregelen merkte ik hoezeer ik feestjes, dansen en muziek heb gemist. Daarom ga ik op de feestpartij stemmen. Ik hunker naar gezelligheid’, zegt ze met een dramatische stem.
Een reflecterende ‘hmmm’ volgt… dit keer van mij.
Sahar Noor is schrijver en onderzoeker op de thema's inclusie en diversiteit.