
Tegen de wanden van haar werkkamer in haar Amsterdamse bovenhuis staan reis- en natuurboeken opgesteld. Op haar werktafel een bordje met noten, abrikozen en noga. Na twintig jaar van woestijnexpedities en tien jaar reizen door Centraal-Azië richt Arita Baaijens zich met haar nieuwe project Paradijs in de polder sinds een jaar op Nederland. Hoewel ze de volgende manuscript van haar nieuwe boek moet inleveren, praat ze ontspannen – en bevlogen – over wat haar beweegt.
Waar komt uw reisdrang vandaan?
“Er zijn verschillende periodes in mijn leven en daarin hebben de reizen ook iets verschillends betekend. In het algemeen gaat het voor mij over: ergens naartoe gaan waar je niet thuis bent, waar je het niet weet, waar je ontregeld raakt en je moet verhouden tot een landschap en een cultuur die je niet kent.
Mijn woestijnperiode ging over het lege doek waarover de boeddhisten het ook hebben, waarop zich de film van je leven afspeelt. Hier zie je dat doek niet, want je bent druk bezig en hoeft nauwelijks na te denken, als je niet zou willen. Maar op reis in zo'n woestijn staart dat doek je aan. De woestijn is kaal, er is geen stroompje, geen boom, geen schaduw. Dat landschap is een spiegel, waardoor je je afvraagt: als je nou alle laagjes en franje afpelt, wat blijft er dan over van een mens?
Mijn woestijnperiode ging over het lege doek waarover de boeddhisten het ook hebben, waarop zich de film van je leven afspeelt
arita baaijens
Lang snapte ik zelf niet waarom ik daarheen moest. Achteraf gezien ging het om die leegte, om het uitvogelen van: wie is de mens, wie ben ik, wat is werkelijkheid, wat doet ertoe? Dat willen uitvinden is volgens mij een vrij normale, intrinsieke behoefte van de mens.” (Lacht:) “Bij mij is die misschien wat versterkt, anders ben je daar niet twintig jaar mee bezig.”
Na de woestijn zocht u in het Altaigebergte in Siberië naar het mythische Shambhala. Wat is het belangrijkste inzicht dat u er opdeed?
“Dat is dat de wetenschappelijke manier van kijken er maar één is. In Siberië hebben mensen een ander beeld van de werkelijkheid. Daarvan werd ik eerst helemaal iebelig, want ik kan totaal niet tegen vage praat en navelgestaar. Ik ontmoette daar sjamanen en mensen die in natuurgeesten geloven en de natuur als bezield zien. Volstrekt anders dus dan ik als bioloog en woestijnreiziger.
Ik werd er geconfronteerd met mensen die het hadden over de berggod, of wilden offeren aan het vuur en dacht: hoe kan het dat zij dat massaal zien en ik niet? Hoe ik ook mijn best doe, ik zie alleen een berg en vuur. Of zou het kunnen zijn dat, als ik al mijn vooroordelen loslaat, er een andere vorm van werkelijkheid mogelijk is dan mij is bijgebracht? Die vraag vond ik doodeng, want ik was bang dat het antwoord in de richting van gezweef zou gaan. Maar ik wilde het in ieder geval verkennen en uitzoeken.
Ik werd er geconfronteerd met mensen die het hadden over de berggod, of wilden offeren aan het vuur en dacht: hoe kan het dat zij dat massaal zien en ik niet?
ARITA BAAIJENS
Zo ben ik in een fascinerende wereld verzeild geraakt: wat is kennis, wat is weten, wie bepaalt wat werkelijkheid is, als er blijkbaar verschillende vormen zijn? En waarom is die van ons in het Westen meer waard dan die van mensen elders? Het zijn filosofische vragen, maar filosofen dénken de wereld vooral. Ik wilde voorbij dat denken en in Siberië die wereld ook ervaren.
Wat ik in mijn boek Zoektocht naar het paradijs hierover heb opgeschreven kon ik toen maar net bevatten. Als iemand mij iets meer vroeg dan wat daarin stond, kon ik het niet uitleggen. Dat kwam omdat wij in onze cultuur geen taal hebben voor wat ik wilde uitdrukken. Ik wilde niet bij de religie leentjebuur spelen en ook niet bij de occulte en esoterische hoek. En wetenschap doet er niet aan. Dat vond ik armoe.”
U hebt het in dit boek over een gevoel van vervoering dat u kan overvallen in de natuur: het numineuze. Kunt u dat omschrijven?
“Ja, steeds beter. In de woestijn heb ik veel ervaringen gehad waarbij ik ophield te bestaan als een zelf, als een ik. Ik realiseerde me toen: eigenlijk bestaat identiteit helemaal niet. Als er niemand om je heen is, vervalt dat. Je loopt en komt in een cadans. Je bent weg van de wereld. Er was geen gps of satelliettelefoon, alleen die kamelen, die woestijn en ik. Er waren momenten: dan rook ik die kamelen, zat ik lekker in mijn ritme, de zon stond niet al te hoog en honderden kilometers om me heen was helemaal niemand. Dan vergat ik mezelf en ging ik totaal op in wat er was.
Ik ervaarde dan de grootsheid van de schepping, vergat mezelf en de tijd hield op te bestaan. Het klinkt gedragen, maar het is een begenadigd moment
ARITA BAAIJENS
's Nachts heb ik het ook vaak gehad. Dan ging ik er even uit om te piesen, stond ik op het koude zand en zag ik die kamelen zitten herkauwen. Ik houd van die beesten en kende ze ook goed. En boven me die sterren... Ik ervaarde dan de grootsheid van de schepping, vergat mezelf en de tijd hield op te bestaan. Het klinkt gedragen, maar het is een begenadigd moment. Dat weet je pas achteraf, want als het gebeurt voel je je opgetild.”
Is het vooral een positieve ervaring?
“Dat hoeft niet. Ik heb het ook wel eens gehad als ik verdwaald was in de woestijn. Dan voel je echt paniek en tegelijkertijd zie je die grootsheid en die schoonheid. Dan is het niet lieflijk numineus, maar besef je dat je geen moer voorstelt in dat grote spel. Dat die woestijn niet huilt om jou en dat het er allemaal niet toe doet.
Ik kon er eerst geen woorden voor vinden. Bij filosoof Ton Lemaire kwam ik toen het begrip het numineuze tegen. Dat herkende ik. Vervolgens las ik het boek dat theoloog Tjeu van den Berk erover geschreven heeft. Hij zegt dat je op zo'n moment het bestaansmysterie bevat, maar dat dit woordeloos is. Het is vergelijkbaar met Allah en God in religies: het Al of het Niet, een gevoel van eenheid die compleet is. Voor bijna iedereen die hij interviewde, is dit een levensveranderende ervaring.”
Zou je dat ook een religieuze ervaring kunnen noemen? Is het numineuze een wat chiquer en afstandelijker woord voor God?
“Als je religieus bént, is dat denk ik wel zo. En sommige mensen gaan erdoor in God geloven. Mij zegt een term als het transcendente niet zoveel. Ik vind dat zo abstract. Voor mij heeft het meer met een bewustzijnsniveau te maken. Ik zoek het eerder in de richting van zen: de leegheid die vol is, het niets wat alles is. En het besef dat de scheidingen die wij aanbrengen tussen alle dingen, een kunstmatige is. Natuur helpt, maar eerlijk gezegd heb ik deze ervaring ook wel eens gehad in de rij bij de Albert Heijn. Daar overviel me opeens het gevoel dat ik alles en iedereen was, echt bizar. Het is een soort uittreding waardoor je je niet meer vereenzelvigt met het lichaam.
Dat zoek ik steeds op tijdens mijn reizen: de grens waarbij je tot het uiterste wilt gaan, om te kijken wat daar is. Ik wil iets riskeren
ARITA BAAIJENS
Tijdens het reizen sta ik over het algemeen met mijn poten in de klei. Dat vind ik er zo fijn aan: ik kan er niet uit schieten. Ik moet op een paard zitten, overleven, water vinden en buffelen. Het is geen yogaweekendje. Tegelijk had ik daar natuurlijk veel tijd. Niet om boeken te lezen, maar als de route een beetje duidelijk was, kon ik onderweg wel kauwen op vragen. Ik had altijd filosofische teksten bij me om voor het slapen te lezen en me overdag mee te verstaan. Eigenlijk was die woestijn voor mij een laboratorium van de geest.”
Lijkt het numineuze op wat in het Engels 'awe' heet: ontzag voor iets dat het menselijke bevattingsvermogen overstijgt?
“Awe is meer huiver. In de stad word je steeds omgeven door dingen die wij als mensen hebben gemaakt. Awe heeft te maken met wat je als mens niet in de hand hebt en groter is dan jij. Zoals de berg waar Mozes op ging. Het is ook iets gevaarlijks, iets dat kan doden. Dat zoek ik steeds op tijdens mijn reizen: de grens waarbij je tot het uiterste wilt gaan, om te kijken wat daar is. Ik wil iets riskeren.
Dat mis ik vaak in de dagelijkse beschaafde omgang: er staat niks op het spel. Hooguit je reputatie, maar niets dat er écht toe doet. Mensen zoeken, generaliserend gezegd, het comfort. Alles gaat over gelukkig zijn. Dat vind ik totaal niet interessant.”
Denkt u dat reizen voor een aantal mensen de functie heeft overgenomen die pelgrimages in vroeger tijden hadden? Ofwel: zijn veel toeristen en reizigers niet ook op weg naar een – wellicht geseculariseerd – paradijs?
“Dat geldt zeker niet voor de toeristen die ik hier in Amsterdam zie lopen, maar ik ken wel mensen die op die manier reizen. Zij lopen bijvoorbeeld de Santiago de Compostellaroute, om onderweg te reflecteren. Voor jonge mensen vind ik reizen ook een logische stap. Je hebt een soort overgang naar het volwassen leven nodig: een bewijs van wat je kan, wie je bent in het leven en of je er klaar voor bent.
Als je reist moet je alles zelf opknappen en word je ook geconfronteerd met eenzaamheid. Dat is niet zozeer een pelgrimage, maar eerder een queeste
ARITA BAAIJENS
Als je reist moet je alles zelf opknappen en word je ook geconfronteerd met eenzaamheid. Dat is niet zozeer een pelgrimage, maar eerder een queeste. Een zoektocht naar: wie ben ik, wat is mijn plek in dit leven, waar gaat dat eigenlijk over en waar gaat dat heen?”
In Zoektocht naar het paradijs schrijft u: “De kunst is te leven op de rand van het mysterie, waar vragen niet op antwoorden wachten, maar richting geven aan de zoektocht die nooit ten einde komt.” Zou het paradijs vinden iets bederven?
“Nee, want de verwondering is daarmee niet voorbij. Die is bepalend voor hoe ik in het leven sta. Daarom vergelijk ik mezelf graag met Alice in Wonderland. In Siberië, maar ook in Papoea-Nieuw-Guinea, heb ik gemerkt dat, afhankelijk van het konijnenhol waar je induikt en de wereld die daar normaal is, je kunt schakelen tussen werelden. Er is niet één werkelijkheid.
Dat besef maakt me optimistisch, nu duidelijk is dat het westerse perspectief een doodlopende weg is. Je hoeft slechts één ander verhaal te bedenken waar mensen achter gaan staan en je bent er.
Ik probeer een andere, meer poëtische werkelijkheid te laten zien, naast de wereld waarin het draait om nut, efficiency en algoritmes. Ik ben ervan overtuigd dat als mensen die andere werkelijkheid accepteren als bestaand, ze ook anders gaan handelen.”
Waarom wilde u een project in Nederland doen?
“In Papoea-Nieuw-Guinea merkte ik: wat deze mensen vooral nodig hebben is dat wij ophouden met het exporteren van een verknipte manier van denken. Ik dacht: laat ik het probleem aanpakken waar het zit en in Nederland beginnen om de boel te veranderen. Dat probeer ik door een nieuwe kaart te ontwikkelen die laat zien dat landschap meer is dan wat je ziet. Dat het ook gaat over contact maken met de herinneringen die erin verweven zitten, de verhalen en de verhouding die je daarmee hebt, omdat je er bent opgegroeid.”
Dat het ook gaat over contact maken met de herinneringen die erin verweven zitten, de verhalen en de verhouding die je daarmee hebt, omdat je er bent opgegroeid
ARITA BAAIJENS
Baaijens maakt voor Paradijs in de Polder gebruik van deep mapping: het in kaart brengen van de subjectieve beleving van het landschap. In Siberië maakte ze eerder met een kunstenaar, wetenschappers en lokale bewoners een kaart van een heilige (Karakol)vallei. Mét planten, verhalen, geuren, legendes en heilige plekken.
Vanaf september gaat ze aan de hand van Nederlandse deep maps een jaar vooral in gesprek met bewoners en gebruikers van een gebied, kunstenaars en beleidsmakers. Ze ontmoet veel weerklank en enthousiasme, ook bij overheden en natuurorganisaties en kwam in aanraking met veel inspirerende initiatieven. “Iedereen brult dat het zo erg is met de wereld, maar ik ga niet mee in dat koor. Mensen hebben hoop nodig en een beetje speelsheid en rebelsheid. Daarom gooi ik graag een steen in de vijver.” Na een jaar 'het vuurtje opstoken' hoopt ze dat anderen het zullen overnemen. Zelf wil ze dan weer op reis.
U groeide op in een gereformeerd gezin en viel op uw vijftiende van het geloof af. Is uw behoefte om op zoek te gaan naar een paradijs een gevolg van uw opvoeding?
“Dat denk ik niet. Het staat voor iets waarnaar je verlangt, niet voor het paradijs dat mij is bijgebracht. Mijn overgevoeligheid voor vaagheid is wel een overreactie op mijn jeugd. In het boek dat ik nu schrijf had ik ook weer de neiging om overal een sceptisch stemmetje overheen te gooien.
Tegelijk kom je, juist als iets gaat schuren, zoals voor mij met het geloof, ergens achter. Daarom zoek ik ook die andere culturen op: zij schuren tegen de mijne aan
ARITA BAAIJENS
Tegelijk kom je, juist als iets gaat schuren, zoals voor mij met het geloof, ergens achter. Daarom zoek ik ook die andere culturen op: zij schuren tegen de mijne aan. Zij zeggen: wat wij doen is waar en goed en zo hoort het. Daardoor word ik continu door mekaar gehusseld. Want ik heb iets anders geleerd, dus wie heeft er gelijk? Ik vind niets leuker dan tegengesproken worden, mét argumenten natuurlijk. Dat prikkelt mij om duidelijk te krijgen: hoe zit het?”
Had u de inzichten die u opdeed tijdens uw reizen ook in Nederland kunnen opdoen, of is het nodig daarvoor op reis te gaan?
“Voor mij wel. Voor mij moet er echt iets op het spel staan. Als je daaraan geen behoefte hebt, kun je het ook op de vierkante centimeter vinden. Ik heb een huisje buiten en zat daar pas een half uur op een steen naar de mieren in het gras en de hommels te kijken: dan is het recht voor mijn neus.
Tegelijk is dat voor iemand met mijn behoeftes allemaal zo ingeperkt... Ik denk dan: waar is nou het risico, waar is het scherpe randje?! Bij mij passen ook die grote landschappen, de weg kwijtraken, af en toe bang zijn en dingen doen waarvan ik niet weet of ik ze kan.”
Arita Baaijens (Ede, 1956) is reizigster, biologe en schrijfster.
U leest een artikel uit het rijke archief van religiejournalistiek van Volzin. Dit artikel verscheen in augustus 2018 in Volzin Magazine.
Nieuws? Vertel het ons!
Al vanaf €1,99 per week.