
Journalist en religiewetenschapper Pauline Weseman zoekt naar een nieuw christendom, buiten de gebaande paden. Ze interviewt medezoekers over hun kantelpunten die hun geloofsvisie cruciaal veranderde.
Hij vindt het maar wat verrassend zijn geloofsweg zo op een rij te zetten. Al pratende ontdekt Sicco Claus (43) hoe zijn zoektocht zich tussen twee polen bewoog en nu naar een derde beweegt. Zie het als de punten van een omgekeerde driehoek met bovenin - op gelijke hoogte - de twee polen natuurwetenschap en een rationalistische benadering van religie.
Zijn queeste gaat naar de onderste punt, de mystieke laag, de ervaring van God, voorbij de ratio. Een weg met een bedding in de christelijke meditatie. Nu leidt hij een meditatiegroep in Den Haag en geeft leiding aan de Nederlandse afdeling van de World Community for Christian Meditation (WCCM) met twintig meditatiegroepen.
Uit wat voor religieus nest kom je?
“Mijn vader had een zwaar gereformeerde achtergrond, mijn moeder was midden-orthodox. Ze waren aanjagers in het Samen-op Weg proces (waaruit de Protestantse Kerk Nederland in 2004 voortkwam, PW), met een ruime oecumenische instelling, namen ons soms mee naar een katholieke mis. Mijn vader had een zoekende geest, studeerde veel. Hij flirtte met het jodendom, hield van de mystieke kant en omkleedde dat met rituelen. Hij hing een mezoeza (joods tekstkokertje) aan de deurpost en las de Oostenrijkse-Israëlische-joodse filosoof Martin Buber.
Op zaterdagavond – naar voorbeeld van de start van de joodse sabbat op vrijdagavond – stak hij twee kaarsen aan en sprak een gebed uit. Ik vond dat bidden vaak gênant, vooral als er vrienden kwamen. Mijn moeder geloofde meer intuïtief.
Ik herken de angst bij veel orthodoxe gelovigen voor het hellende vlak: als je ergens aan begint te twijfelen, waar houdt het dan op?
sicco claus
Ik groeide op met het besef dat bijbelverhalen niet letterlijk gebeurd hoeven te zijn om een diepere betekenis te kunnen hebben, naar de uitspraak van wijlen predikant Nico ter Linden: ‘Het is waar, maar niet echt gebeurd’. Ik nam als jong kind de verhalen heel letterlijk. Ik was een eng religieus kind. Op mijn vierde, rond Kerst, zei ik tegen mijn moeder dat ik op de wc een engel had gezien die zei dat Jezus was geboren.
Ik leefde me vreselijk in die verhalen in. In mijn tekenboekje tekende ik, zo vertelde ik, ‘over Jezus, omdat ik zoveel van hem houd’. Dat evangelicale hoorde totaal niet tot het taalveld van mijn ouders. Die moeten dit? ook gedacht hebben.”
Wanneer ging het wringen?
“Vanaf mijn vijftiende kwam er een zaadje van twijfel. Ik was puber én heel rationeel. De uitspraak ‘waar, maar niet echt gebeurd’ werd ingewikkelder. Als alles alleen maar symbolisch is, kan ik er dan niet net zo goed zonder? Waarom al die moeite doen via verhalen, terwijl je ook letterlijk kunt zeggen dat je een goed mens moet zijn? Wat blijft er dan over?
Ik herken de angst bij veel orthodoxe gelovigen voor het hellende vlak: als je ergens aan begint te twijfelen, waar houdt het dan op? Met een orthodoxe benadering had ik ook moeite. Ik bad op school in een gebedsgroepje met evangelicale jongeren waar ik kritische vragen stelde, of bidden effect had, wat er gebeurde met de mensen die niet genazen. Vond God die dan niet lief?
Mijn geloofsconflict was dat ik vond dat ik te weinig smaakjes had: areligieuze natuurwetenschap en geloof dat daarop wil lijken. Orthodox christendom doet in een bepaald jasje, met haar feitelijke geloof dat Jezus opstond uit de dood, namelijk precies dat laatste. Een camera had het kunnen filmen. Aan de andere kant stelt natuurwetenschap dat opstaan uit de dood niet kan. Beide zijn rationeel, alsof aan het eind van een goede redenatie God wel of niet opdoemt. Ik kwam in tweestrijd. Beide kanten trokken me, maar vond daar geen oplossing.
Ik kan hier naadloos het idee van filosoof Charles Taylor naast leggen dat in onze tijd mensen voortdurend heen en weer geslingerd worden tussen de pool van gelovigheid en ongelovigheid. Hoe ongelovig of gelovig je ook bent, je ontkomt niet aan die spanning tussen die twee. Mijn kinderlijke onbevangenheid raakte ik gaandeweg kwijt. Het werd mijn fascinatie te ontdekken of er niet een andere laag is die die spanning overstijgt.
Ik ging kloosters bezoeken, werd oud-katholiek, trad een halfjaar in bij de Norbertijnen. Daar kreeg ik een vermoeden van een alternatieve weg, de ervaring van God. Ik heb altijd beseft dat in God je diepste wezen te vinden is, dat je buiten God om nooit je eigenlijke ware plek in de werkelijkheid kunt vinden. Maar ondanks dat zoeken naar een ervaringsgerichte spiritualiteit, bleef ik gevangen in dat rationalistische, overwoog ik bijvoorbeeld mij aan te sluiten bij het Apostolisch Genootschap vanwege hun religieus humanisme. Dan hoefde ik niet meer te geloven in gebedsgenezing en de opstanding.”
Vanwaar die drang naar dat rationalistische?
“Ik zocht een spiritualiteit die rationeel te verantwoorden is. Ik heb een sterke behoefte geaccepteerd en aanvaard te worden als mens. In de kringen waarin ik mij beweeg, zoals het openbaar gymnasium, bekijken ze je als gelovige met gekkigheden als de opstanding, al snel als een rare diersoort. Ik denk dat ik daar relatief gevoelig voor was. Ik wilde dat mensen mij kunnen volgen en denken: die jongen heeft zijn verstand tenminste goed op orde.’’
Net als dat jongetje dat zich geneerde voor zijn biddende vader bij de kaarsen?
“Zeker. Daar was het eigenlijk al. De angst dat vrienden je vreemd aankijken. Dat vind ik soms belangrijker dan mijn eigen zoektocht. Maar het is niet bevredigend. Met een rationalistische vorm verdwijnt het mysterie. Het verhaal van de opstanding is ontregelend, maar op een prachtige manier, dat in alles wat fout en misgaat in ons leven, er een opening is naar een grotere werkelijkheid, waarin dat verzoend en geheeld wordt en het toch goed komt. Dat is voor mij de kern van de opstanding, dat er een werkelijkheid is vóór en na de gebrokenheid en eindigheid.
Het verhaal van de opstanding is ontregelend, maar op een prachtige manier, dat in alles wat fout en misgaat in ons leven, er een opening is naar een grotere werkelijkheid, waarin dat verzoend en geheeld wordt en het toch goed komt
sicco claus
Die rationalistische neiging kreeg een flinke klap tijdens de tsunami in Azië op Tweede Kerstdag in 2004. Tot dan had ik de mogelijkheid van een volledig rationeel verklaarbare religie nog niet helemaal opgegeven. Als verklaring voor het lijden, theodicee genaamd, vond ik het aantrekkelijk dat filosoof Leibniz stelde dat de bestaande wereld de beste van alle mogelijke werelden is. Anders had God wel een betere wereld geschapen.
Voltaire reageerde daar kritisch op na de verwoestende aardbeving in Lissabon in 1755: ‘De best mogelijke? En dit dan? Leg dat maar uit.’ Diezelfde reactie had ik na de tsunami. Die beelden van mensen met verschrikkelijke snijwonden van die gebroken glazen windschermen stonden op mijn netvlies.
Je kunt het verklaren door te zeggen dat de waarschuwingssystemen niet werkten of dat lijden ruimte biedt voor zorg aan anderen, maar dit lijden kon ik niet meer rond krijgen. Wat rest is de argumenten en de behoefte alles te ordenen uit handen te geven en je over te geven aan een donkere en mysterieuze kant van God, te weten dat het ergens goed komt. De noodzaak van een intuïtieve weg drong zich op.’’
Hoe kreeg die intuïtieve weg vorm?
“Al mijn pogingen deze ratiovorm te overstijgen waren niet gelukt. Mijn kloosteraspiraties hadden me niets opgeleverd. Dat leven bood mij niet genoeg ruimte en vorm waarin mijn lichaam ook mee mocht doen. Lichamelijkheid, knuffelen en seks zijn daar problematisch. Seks ís ook ingewikkeld, het laat zich moeilijk kanaliseren. Maar om het dan maar niet meer te doen, was voor mij geen succes.
Ik kon dat verlangen niet uitzetten zonder mezelf geweld aan te doen. Ook was ik daar te veel bezig met uiterlijkheden. Als ik maar iets bespeurde van laksheid of burgerlijkheid in de vormgeving, zoals de truttige geblokte tafelkleedjes, dan irriteerde me dat mateloos. Ik kon er niet langs kijken. Er was verlangen naar Gods mysterie, maar het moest op mijn manier.
Het overlijden van mijn vader in 2011 deed mij beseffen dat ik God nog steeds als hobby zag. Als het leven dan eindig en kort is, wordt het dan geen tijd diepgang te zoeken? Als God die werkelijkheid is waarin ik mijn waarste zelf vind, hoe kan ik dan verantwoorden dat ik wekelijks tien uur in de sportschool doorbreng en met een beetje mazzel anderhalf uur met God in de kerk?
Deze tekst is een kort fragment van een uitgebreider interview. Het gehele interview is te lezen in de VOLZIN publicatie Contouren van een nieuw christendom.
Sicco Claus (Schettens, 1977) is docent filosofie aan het Gymnasium Haganum in Den Haag, meditatieleider en voorzitter van de Nederlandse afdeling van WCCM.
Nieuws? Vertel het ons!
Al vanaf €1,99 per week.