In Nederland wordt al vele decennia een dialoog gevoerd tussen joden en christenen. Helaas verloopt deze dialoog vanwege diverse oorzaken steeds moeizamer. Voor de redactie van Volzin reden om – in samenwerking met diverse dialoogorganisaties – een nieuwe serie te beginnen waarin niet alleen naar de theologische dialoog maar ook naar de ‘dialoog van alledag/het leven’ wordt gekeken.

“Wat joden nodig hebben, is solidariteit, geen vrijblijvend gesprek.” Deze opmerking maakte rabbijn Albert Ringer op 9 maart 2022 op de tweede dag van de 40ste Theologische Conferentie in het Belgische Oostmalle. De organisatoren van deze conferentie, de Antwerpse Contactgroep voor Joods-Christelijke betrekkingen, de Réunion Wallone en de Classicale werkgroep Kerk en Israël Noord-Brabant en Limburg, wilden na veertig jaar de balans opmaken van de dialoog tussen joden en christenen uit België en Nederland.

De joodse en christelijke gemeenschappen zijn klein en verdeeld. Dat staat een echte ontmoeting in de weg. Het ontbreekt aan een gezamenlijk traject. Ringer, die tot voor kort rabbijn was van de Liberale gemeenten van Twente en Brabant, vroeg zich af of er niet eerder sprake was van twee monologen in plaats van een dialoog.

Hoe de dialoog in Europa begon

Op 5 augustus 1947 kwamen zeventig mensen uit zeventien landen in het Zwitserse Seelisberg bij elkaar om de oorzaken van christelijk antisemitisme te bestuderen. Onder de deelnemers bevond zich ook Jules Isaac, een Frans-joodse historicus wiens vrouw, dochter en schoonzoon in 1943 door de nazi’s werden vermoord. De conferentie in Seelisberg formuleerde tien stellingen en kreeg een vervolg in de ‘International Council of Christians and Jews’ (ICCJ). Dit jaar wordt herdacht dat de ICCJ 75 jaar bestaat.

Vóór de oorlog al was duidelijk dat christelijke kerken in de loop der eeuwen een kwalijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan van jodenhaat en de uiteindelijke Shoah

cor sinnema

Vóór de oorlog al was duidelijk dat christelijke kerken in de loop der eeuwen een kwalijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan van jodenhaat en de uiteindelijke Shoah. Een van de bekendste historici die dit had gezien en erover publiceerde, was de reeds genoemde Jules Isaac (1877-1963). Hij zag in dat veel christelijk antisemitisme de Shoah had voorbereid en legde de basis voor de joods-christelijke dialoog. Tijdens een audiëntie op 16 oktober 1949 wees hij paus Pius XII op enkele anti-joodse formuleringen in de katholieke liturgie. In 1960 vroeg hij om een onderhoud met de nieuwe paus, die in oktober 1958 was gekozen. Johannes XXIII ontving hem op maandag 13 juni 1960 en Isaac verzocht hem een werkgroep in het leven te roepen om de oude leer van de katholieke kerk officieel te verlaten en de ‘catechese der verguizing’ te veroordelen. Isaac overhandigde hem bij die gelegenheid een rapport dat hij had samengesteld. De paus beloofde dat hij alles zou doen wat in zijn vermogen lag om het verzoek van Isaac te honoreren. En zo geschiedde.

Johannes XXIII gaf de Duitse kardinaal Augustin Bea opdracht om die werkgroep samen te stellen. Het resultaat van de werkgroep leidde tot de beroemde verklaring Nostra Aetate over de niet-christelijke godsdiensten, die pas tijdens de vierde concilieperiode (1964) werd aangenomen. Hiermee was officieel een punt gezet achter de ‘catechese der verguizing’ en vanaf dat moment kon er gewerkt worden aan een catechese van respect. De latere Nederlandse kardinaal Willebrands werd secretaris van het Secretariaat van de Eenheid van de Christenen. Hij was al langer bekend met wat toen “het Joodsche vraagstuk” heette en “het mysterie van Israël”. Sinds 1948 was hij voorzitter van de Sint Willibrord-vereniging waaronder in 1951 de Katholieke Raad voor Israël (KRI) werd opgericht. Deze Raad werkt tot op de dag van vandaag op zekere afstand van het episcopaat. Grote initiator en eerste voorzitter van de Raad was Toon Ramselaar, praeses van het kleinseminarie Apeldoorn.

De dialoog in Nederland

Toch zou het nog een hele tijd duren voordat het jodendom niet meer gezien werd als een ‘probleem’, maar als een ‘verrijking’. Al voor het verschijnen van het eerder genoemde Nostra Aetate van Vaticanum II, werden er op het grootseminarie Rijsenburg lezingen georganiseerd, waar Nederland kennismaakte met hoogleraren als David Flusser en later Shmuel Saffrai. Deze bijeenkomsten stonden aan het begin van een intensieve kennisvermeerdering in Nederland van de joodse wortels van de christelijke cultuur. Theo de Kruijff volgde Ramselaar op als voorzitter van de KRI. Hij haalde rabbijn Yehuda Aschkenasy naar de katholieke opleiding, nog voor de seminaries tot hogescholen gevormd werden in 1967 en hij pleitte al rond 1974 voor erkenning van de staat Israël door de Rooms-Katholieke Kerk, iets wat toen nog veel weerstand opriep en pas in 1993 daadwerkelijk gebeurde.

Er is behoefte aan coördinatie, want het overleglandschap is erg versnipperd

cor sinnema

Om de collectie van meer dan 8000 boeken van rabbijn Yehuda Aschkenasy te behouden als bron van joods denken voor joden en andere religies werd in 1973 de B. Folkertsmastichting voor Talmudica opgericht. Deze stichting kreeg het steeds moeilijker in de jaren negentig en het begin van deze eeuw. Het pand in Hilversum werd verkocht, in 2012 werd een nieuwe naam (PaRDeS) gekozen en de stichting werd in Amsterdam voortgezet. PaRDeS organiseert lezingen, studiedagen en cursussen en is de initiatiefnemer van het tijdschrift Tenachon (1987-).

In juli 1942 werd door de hervormde synode de Raad voor kerk en Israël opgericht, maar het werk van deze Raad begon pas goed na de bevrijding. Het eerste onderwerp was het ‘Gesprek met Israël’. Met enkele andere protestantse kerken werd in 1946 het Interkerkelijk Contact Israël (ICI) opgericht en vanaf 1974 zat ook een delegatie van de KRI in het ICI. Van een echt ‘gesprek’ met joden kwam het echter niet binnen het ICI, omdat sommige deelnemende kerken erop gericht waren joden tot het christendom te bekeren. Het christendom had volgens hen immers de plaats ingenomen van het joodse volk. Maar het ICI vervulde wel een voortrekkersrol. Pogingen om in 1955 en 1960 samen een werkgemeenschap op te richten, leidden niet tot resultaat. Het ICI heeft zich op 5 oktober 2020 opgeheven. Tot de factoren die tot dit besluit leidden, horen de oprichting in 1981 van het Overleg van Joden en Christenen in Nederland (OJEC), de steeds groter wordende impact van de actuele politieke situatie ten koste van de relevantie van theologische bezinning op de gezamenlijke wortels van kerk en jodendom en het ontbreken van menskracht voor nieuwe initiatieven.

Waar staan we nu?

Het aantal mensen dat de Tweede Wereldoorlog bewust heeft meegemaakt, wordt steeds kleiner. Niet alleen de groep overlevenden krimpt, ook de groep mensen die direct na de oorlog hebben geroepen ‘Nooit meer Auschwitz’ neemt snel af. Er wordt veel overlegd binnen de bestaande organen, die hiervoor zijn opgericht. Het aantal mensen dat eraan deelneemt, wordt ouder en straks zijn zij ook niet meer in staat over de betekenis van de dialoog te vertellen. Veel pioniers van het eerste uur zijn overleden. De leerstoel Joodse studies van de Universiteit Leiden is opgeheven, de hoogleraar dialoog tussen de godsdiensten Marcel Poorthuis is met emeritaat en ook zijn leerstoel is opgeheven. Alle organisaties zoeken mogelijkheden om de dialoog op de agenda te houden. Misschien moeten we ons eens afvragen of er niet te veel overlegorganen zijn voor te weinig ‘werk’. Terug naar de core business, of een samenwerking/fusie voorbereiden om het nuttige werk ook in de toekomst te blijven doen.

Het beeld ‘Twins’ van Johan Tahon verwijzend naar jodendom en christendom.© Cor Sinnema

Veel kerken hebben het moeilijk, vooral na de coronacrisis, en ze proberen het hoofd boven water te houden. Ze hebben het druk met zichzelf en hebben geen tijd om te werken aan een inhoudelijke vernieuwing van het studieprogramma. Aan nascholing en vorming wordt weinig gedaan, interesse voor joden en de joodse wortels van het christendom geldt eerder als een particuliere ‘hobby’ dan als een wezenlijke opdracht voor nieuwe ambtsdragers.

Begin dit jaar mocht ik deelnemen aan de aan het begin van dit artikel reeds genoemde 40ste theologische conferentie georganiseerd door de Classicale Werkgroep Kerk en Israël voor Noord-Brabant en Limburg en de Réunion Wallone samen met de Antwerpse Contactgroep voor Joods-Christelijke Betrekkingen. Het was een jubileum en voor die gelegenheid verscheen een mooie bundel onder de titel Wat heeft de joods-christelijke dialoog ons gebracht? Ontmoetingen, lessen en perspectieven. Zoals ik aangaf in een recensie van dit boek: het oorspronkelijke enthousiasme binnen de christelijke kerken is enigszins geluwd. Het wachten is op suggesties om een dialoog te beginnen aan de basis tussen mensen en niet tussen instituten.

Hoe verder?

Vanaf 1949 organiseerde de hervormde synode een jaarlijkse Israëlzondag op de eerste zondag in oktober. In 1984 werd ook aan gereformeerde zijde de Israëlzondag officieel ingesteld. De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) heeft deze tradities voortgezet. Het doel van de dag is om gestalte te geven aan de liefde voor het volk Israël, zich te bezinnen op de relatie van de kerk met Israël én om te bidden voor het volk Israël.

De Nederlandse Kerkprovincie kent sinds 2008 een jaarlijkse Dag van het Jodendom. Deze wordt gehouden op 17 januari, voorafgaand aan de Week van de Eenheid. Het idee hierachter is om stil te staan bij de verwantschap tussen joden en christenen. Waarom werkt de katholieke kerk dit niet samen uit met PKN?

Hoe kunnen we in gesprek blijven of komen met elkaar en samen een halt toeroepen aan het veelkoppige monster van antisemitisme dat regelmatig opnieuw de kop opsteekt?

cor sinnema

Het opnieuw bestuderen van de concilieteksten laat zien dat er een andere manier van denken en spreken wordt gebezigd. De kerk waarin ik ben opgegroeid was het gewend van bovenaf te (s)preken naar beneden. De toon van de documenten uit het Tweede Vaticaans Concilie is heel anders. Wat al onder de oppervlakte aanwezig was, dringt tijdens en na het concilie langzaam door tot de denkwereld van de hiërarchie en het leergezag. Er is een andere stijl van kerkelijk spreken. Deze koerswijziging werkt ook door bij de agenda van vandaag. Hierbij kiezen we voor dialoog in plaats van discussie. Het gaat om een gesprek met gelijke partners en met wederzijds begrip. We proberen ons te verplaatsen in het perspectief van de ander en zijn werkelijk in de ander geïnteresseerd. Tot op bepaalde hoogte verdedigen we steeds onze standpunten. Vaak loopt het overleg op dat punt vast. Als we verder praten kan er iets nieuws ontstaan en is er spraken van verrijking. Door deze dialoog kunnen we betere joden en betere christenen worden, omdat we van binnenuit de eigen traditie met nieuwe ogen leren zien.

Hoe kunnen we in gesprek blijven of komen met elkaar en samen een halt toeroepen aan het veelkoppige monster van antisemitisme dat regelmatig opnieuw de kop opsteekt?

Joods-christelijk wordt gebruikt als een codewoord om ‘tegen de islam’ te zijn

cor sinnema

Er is behoefte aan coördinatie, want het overleglandschap is erg versnipperd. Ik noem: NIHS, NIK, PIG, IPOR, NVVPJ, RKK, PKN, CGK, ook CIDI, PARDES, LEV, KRJ, BJ enzovoort. Vanuit Belgiëkunnen er ACJCB, VPKB en OJCB aan worden toegevoegd. Wie dat ziet, moet zich de vraag stellen of het geen tijd wordt voor een gecoördineerde aanpak van de dialoog in het hele Nederlandse taalgebied. Het OJEC en OJCB (Overleg Joden en christenen België) zouden samen kunnen optrekken, zeker wanneer het gaat over de doorwerking en toepassing van de verklaringen die 75 jaar na de oprichting van de ICCJ 1947 in Seelisberg zijn geformuleerd.

Het wordt tijd om met bestaande organisaties ook lijnen uit te zetten voor een dialoog van joden en christenen met de seculiere wereld om hen heen.

Hebben joden en christenen samen geen ideeën om te werken aan vrede en het klimaat? Er moet mijns inziens een brede publiekscampagne worden opgezet om bewustwording op gang te brengen in de Nederlandse samenleving, via bijvoorbeeld SIRE of door het OJEC en de Raad van Kerken samen.

Om als organisatie levend en zichtbaar te blijven is het nodig dat we geregeld van ons laten horen. Waarom niet werken aan één heldere website met een serie onder de titel ‘Wat iedereen van het jodendom moet weten’ zoals die eerder door het ICI (1981-1997) werd uitgebracht, maar dan nu met behulp van social media?

Er is veel behoefte aan de bijdragen van vrouwen en jongeren. Ik hoop dat de nieuwe serie die Volzin start de bestaande situatie zal rechttrekken. Voor één valkuil wil ik nog wel waarschuwen. De aanduiding ‘joods-christelijk’ bij dialoog is de laatste tijd een politiek item geworden. Joods-christelijk wordt gebruikt als een codewoord om ‘tegen de islam’ te zijn. Die valkuil moeten we wat mij betreft koste wat het kost vermijden. Het lijkt me tijd voor een gezamenlijk project waarin het OJEC én OJCM participeren.

Cor Sinnema (1947) is permanent diaken in het bisdom van ’s-Hertogenbosch. Hij was tot 2021 secretaris van de Katholieke Raad voor het Jodendom (KRJ) en zit sinds 2019 namens de Room-Katholieke Kerkprovincie in het dagelijks bestuur van het Overlegorgaan van Joden en Christenen (OJEC).