Oom Henk was een knappe, charmante man. Aan zijn gelaatsstrekken, zwart haar en donkere huid kon je de Italiaanse genen van de Sebregondi-tak van de familie herkennen. Op verjaardagsfeestjes liet hij soms op verzoek drie stukjes granaatscherf zien die hij in zijn rechter onderbeen had, wat wij als kinderen fascinerend vonden. Zoals zoveel jonge mannen was hij tijdens de Tweede Wereldoorlog door de bezetters opgepakt en naar Duitsland gestuurd om daar te werken; in zijn geval in een fabriek in Berlijn.
Verboden relatie
Hij raakte gewond tijdens de aanvallen van de Russen op de Duitse hoofdstad in het voorjaar van 1945. Een Russische verpleegster vond hem bekneld in het puin van een ingestort gebouw waar hij had geschuild. Hij zat onder het bloed en gruis en had verschillende botten gebroken. Deze jonge vrouw redde zijn leven. Ze heette Katja en was een van de verpleegsters die oom Henk in het geïmproviseerde ziekenhuis van het Rode Leger verzorgden.
Ondanks dat ze alleen een beetje Duits konden spreken werden de twee jonge mensen verliefd op elkaar. Zoals te midden van de gruwelen van de oorlog en tussen het puin voorjaarsbloemen groeien, zo ook bloeide tussen de ruïnes van een platgebombardeerde stad een romance. De Italiaans ogende Nederlander en de lieftallige Russische probeerden elkaar zoveel mogelijk te zien, wat niet makkelijk was omdat relaties tussen verpleegsters en patiënten ten strengste verboden waren.
Bezemkast
Toen hij voldoende hersteld was brachten de Russen oom Henk naar een P.O.W. kamp (een kamp voor gevangen genomen soldaten). Hij was zijn papieren kwijtgeraakt en ze wilden zeker weten dat hij geen Nederlandse SS'er was. Tijdens zijn verblijf in het kamp kreeg hij een longontsteking en was oom Henk voor de tweede keer dichtbij de dood. Hier ging het contact met Katja verloren. De zielsverliefde jongeman probeerde alles om zijn, in gebrekkig Duits geschreven, brieven aan haar te laten bezorgen; zonder resultaat. Hij hoorde nooit iets terug. Later dook er een foto op van deze mooie vrouw met haar dromerige ogen. Hij is waarschijnlijk net na de oorlog genomen; ze draagt een weinig flatteus uniform met een medaille. Het is niet duidelijk waar deze foto vandaan kwam, mogelijk dat er ooit nog contact geweest is tussen de geliefden.

Het 11e gebod: 'Gij zult het verleden herdenken'
Al die tijd was oom Henks familie ervan uitgegaan dat hij dood was, omdat ze niets meer van hem hadden gehoord sinds de aanval op Berlijn was begonnen. Op een dag in de vroege zomer van 1946 werd er aangebeld bij de statige 17de-eeuwse woning aan de Nieuwstraat in Dordrecht. Mijn moeder, toen nog een meisje, opende de deur voor een magere, bleke man met een baard. "Hallo Nelly"’, zei hij. "Wie bent u, meneer?"’, vroeg ze verbaasd. Waarop de man antwoordde "Ik ben je broer, Henk!" Ze had haar elf jaar oudere broer niet herkend omdat hij zo veranderd was. Onnodig te zeggen dat het gezin verrukt was dat ze hun zoon en broer terug hadden. De rest van zijn leven verborg hij zich in de bezemkast iedere keer als het onweerde; hij genas nooit meer van het door de bombardementen veroorzaakte trauma.
Modezaak
In Dordrecht probeerde oom Henk zijn leven weer op te pakken en, zoals zoveel Nederlanders, de oorlogsjaren te vergeten. Hij werd verkoper bij de textielgroothandel van de Gezusters van der Veen - twee gereformeerde weduwen die het bedrijfje van een van hun echtgenoten met succes hadden voortgezet. Het deed oom Henk goed; hij had veel plezier in zijn werk en trad hiermee in de voetsporen van de familie van zijn moeder die in de mode zat.

Oorlog is nooit te ver van ons vandaan
Ze verkochten kleding in Dordrecht en omgeving, vooral in de dorpen en stadjes van de Alblasserwaard, waar ze modezaken bevoorraden waar voornamelijk gereformeerde bewoners kochten. Het waren degelijke en enigszins tijdloze kledingstukken met een ingehouden, keurige stijl, meestal in blauw, grijs, zwart of bruin. Vrolijke kleuren, drukke patronen en de laatste mode werden vermeden. De vriendelijke, jonge vertegenwoordiger werd al snel populair bij de winkeliers en hun personeel en hij genoot ervan om in zijn auto vol kleren de plaatsjes af te rijden. Toen de dames van der Veen te oud werden nam hij de zaak van hen over en breidde de onderneming uit en opende een aantal eigen kledingwinkels. Mijn oom had een goede smaak en geleidelijk aan introduceerde hij de vrome bevolking van de omringende polders tot wat meer variatie in hun kleding.
Afgesloten
Oom Henk trouwde met een meisje uit Zwijndrecht. Tante Jannie was een kleine, pittige vrouw met donkerblond, krullend haar die hij had leren kennen als verkoopster in een van de winkels die klant bij hem waren. Samen hadden ze vier levendige kinderen. De zaken gingen voorspoedig en na verloop van tijd verhuisde het gezin naar de Oranjelaan, een straat waar het gegoede deel van de bevolking van het provinciestadje aan de Merwede in die tijd woonde. Het jaarlijkse hoogtepunt waren de gezellige zomervakanties in Italië met zijn zus en hun beider gezinnen.

'Herdenken is een levenslang project'
Oom Henk en tante Jannie hadden een goed leven. Daarom begreep tante Jannie niet dat haar man weleens periodes had dat hij vrij afgesloten kon zijn. "Ik ben hem weer eens kwijt’’, klaagde ze dan tegen haar schoonzussen, die daar ook niets aan konden doen; hij wilde er nooit over praten. Tante Jannie was net in de zestig toen zij onverwachts overleed aan een hersenbloeding. Het was een shock voor de familie die hier niet op voorbereid was.
Rond die tijd droeg oom Henk de zaak over aan zijn oudste zoon, waarna hij zich de laatste jaren van zijn leven steeds meer terugtrok. Hij hield ervan om lange wandelingen in de natuur te maken met zijn hond. De dag voor zijn overlijden op 74-jarige leeftijd hoorde zijn dochter hem in zichzelf praten. Terwijl hij voor het raam stond en in de verte staarde, fluisterde hij zachtjes: "Katja’’.