Pas op, geachte lezer! U begint aan een artikel over ‘identiteitspolitiek’, dat is geschreven door een witte, hoogopgeleide en heteroseksuele man. U weet wel: zo iemand van wie er zoveel dominant aanwezig waren bij de inrichting van de liberale democratie. De door de samenleving gemarginaliseerden kwamen daardoor zelf niet aan het woord, terwijl talloze individuen en groepen toch vragen om publieke erkenning van hun identiteit. Zij verlangen terecht naar positieve oordelen over hun waarde en waardigheid. Moet hun inbreng niet veel meer gehoord worden? Daar gaat het toch juist om bij identiteitspolitiek? En nu schrijft weer iemand met een burgerlijke identiteit daarover. Pas op!
De term identiteitspolitiek is verwarrend, wil vooral tot uitdrukking brengen dat sociale problemen vandaag de dag in de politiek door de bril van ‘identiteit’ voor het voetlicht gebracht worden. De bekende Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama, die recent een boek over deze kwestie schreef, stelt in dit verband zelfs dat de scheidslijn tussen links en rechts in de politiek niet langer gevormd wordt door het debat over de inrichting van de economie maar door het debat over identiteit.
Verlangen naar erkenning
Essentieel in identiteitspolitiek is het verlangen van mensen naar erkenning en respect. Mensen die zich achtergesteld voelen op grond van de identiteit van de groep waartoe ze behoren willen hetzelfde behandeld worden als de dominante groep, en wel met behoud van hun eigen cultuur. Zij ervaren dat zij wat betreft hun innerlijke ‘zelf’, dat richting geeft aan hun beleving, onvoldoende tot hun recht komen. Het uiterlijke ‘zelf’ moet vechten om erkenning in een samenleving waarin heersende sociale regels en normen bepalend zijn. Sociale en politieke bewegingen definiëren de eigen groep aan de hand van deze ervaringen van marginalisatie. Zij eisen erkenning van het verschil, vragen respect voor het anders-zijn en voor de eigen beleving daarvan. Zwarte mensen zijn immers anders dan witte mensen, vrouwen anders dan mannen, homo’s anders dan hetero’s.
Maar het benadrukken van een eigen, afgeschermde groepsidentiteit zorgt ook voor een steeds grotere verzameling van groepen die ontoegankelijk zijn voor anderen
john veldman
Aan de linkerkant van het politieke spectrum hebben de meeste partijen inmiddels hun opvatting over ongelijkheid aangepast. Zij zijn van mening dat er voor arbeiders voldoende sociale maatregelen zijn genomen. Het principe van de emancipatie van de arbeidersklasse kan worden losgelaten. Zo komt er ruimte voor solidarisering met andere groepen gemarginaliseerden. Linkse partijen nemen de eis van vrouwen, migranten, homo’s om zich te kunnen emanciperen uit reële problemen van sociale onrechtvaardigheid over. Zij verleggen hun focus naar het thema diversiteit. Dat heeft intussen al daadwerkelijk geleid tot verandering in cultuur en gedrag. De overheid neemt maatregelen die die de desbetreffende groepen ten goede komen.
Maar het benadrukken van een eigen, afgeschermde groepsidentiteit zorgt ook voor een steeds grotere verzameling van groepen die ontoegankelijk zijn voor anderen. Groepen worden steeds specifieker: bijvoorbeeld lhbt (lesbisch, homo, bi-, transgender) wordt lhbtqiap (queer, inter-, a-, panseksueel). Deze versplintering, gekoppeld aan het eerdere afschudden van de ideologische veren, heeft de politiek ‘leeg’ gemaakt; een leegte die gevuld wordt met cijfers en berekeningen.

Deze context is aan de rechterkant van het politiek spectrum gebruikt om sociale problemen ook te bezien door de bril van identiteitspolitiek. Het blijkt een vruchtbare bodem voor populisme en nationalisme. Politiek-rechts sluit aan bij het ressentiment van angstige middenklassers die verlies van status vrezen. Mensen als Baudet en Wilders verkondigen dat de bijdrage van die middenklasse aan de ontwikkeling van het land genegeerd wordt en dat migranten en vluchtelingen de autochtone, witte Nederlander voorbijlopen.
De democratie moet gemarginaliseerden blijven beschermen. En dat kan het beste door ze af te bakenen in een grotere meeromvattende identiteit, die rekening houdt met diversiteit
John Veldman
Daarmee schilderen ze de middenklassers af als het slachtoffer van een ontwikkeling waarvoor politici blind zijn. Zij hebben het over de elite in media, onderwijs en politiek die het politiek niet correct vindt om af te geven op allochtonen, islam of andere religies. Maar volgens deze populisten noemt diezelfde ‘elite’ het opkomen voor eigen rechten en voor het behoud van de christelijke cultuur al snel fascistisch. Rechtse populisten vinden diversiteit een bedreiging van traditionele en superieure waarden.
Ze verwijten de door hen verfoeide elite de nationale waarden te verkwanselen, of in de woorden van Baudet de ‘boreale wereld’ kapot te maken. Het is een geluid dat momenteel op meerdere plekken in de wereld te horen is. .
Verbindende identiteit
De liberale democratie, zegt Fukuyama, moet zich in haar reactie op populisme en nationalisme niet organiseren rond een steeds grotere verzameling identiteitsgroepen. Maar het identiteitsidee opgeven moet zij volgens hem ook niet. De democratie moet gemarginaliseerden blijven beschermen. En dat kan het beste door ze af te bakenen in een grotere meeromvattende identiteit, die rekening houdt met diversiteit. Er moet ruimte zijn voor mensen die op zoek zijn naar hún ware zelf. Erkend moet worden dat de diepste persoonlijkheid van mensen vaak bepaald wordt door relaties met anderen. Mensen willen niet dat andere identiteiten om voorrang vragen – en die krijgen – terwijl ze zelf het gevoel krijgen steeds meer in de hoek gedrukt te worden.
Fukuyama introduceert in dat verband het begrip credale identiteit. De vaagheid en onzekerheid van diversiteit aan identiteiten moet opgenomen worden in een identiteit gebaseerd op een bepaald geloof in waarden zoals de American dream of op een idee van deugden zoals ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. Daarbij, zo is hij van mening, moet niet teruggegrepen worden op identiteitsopvattingen uit het verleden die nog gebaseerd zijn op ras, etniciteit, geslacht of religie. Credale identiteit moet gevormd worden door verhalen die mensen over zichzelf te vertellen hebben: waar komen we vandaan, wat vieren we, welke is onze gedeelde historische herinnering, wat is nodig om gemeenschap te worden? Op die manier is identiteit voortdurend in ontwikkeling.
Credale identiteit moet gevormd worden door verhalen die mensen over zichzelf te vertellen hebben: waar komen we vandaan, wat vieren we, welke is onze gedeelde historische herinnering, wat is nodig om gemeenschap te worden?
john veldman
Fukuyama’s oproep een verbindende identiteit te zoeken in een nieuw soort nationalisme vind ik echter weinig overtuigend. Dan spreekt de benadering van Peter Sjak-Shie, de Surinaamse bevrijdingstheoloog die deze maand precies tien jaar geleden overleed, me meer aan. Hij zocht in een land waarin veel verschillende ‘identiteiten’ leven ook naar een verbindende identiteit, een stabiele collectieve zinhorizon. Ook Sjak-Shie maakt gebruik van het onderscheid tussen een innerlijk en een uiterlijk zelf. Hij besteedt echter weinig aandacht aan de strijd om het innerlijk zelf erkend te krijgen. Voor hem hebben Surinamers aan hun slavenverleden juist een te groot verlangen naar erkenning overgehouden. Hij noemt het een basjasyndroom, naar de basja, de slaaf die andere slaven op een plantage in het gareel moest houden.
Sjak-Shie pleit ervoor omstandigheden niet allesbepalend te laten zijn, je niet afhankelijk te maken van wat de samenleving van belang vindt. Op veel zaken heb je als gewone burger nauwelijks invloed. Mensen in hokjes drukken is nu eenmaal een instrument van beheersing. Van groter belang is het werken aan een sterkere zelfbeleving. Er is altijd een verschil tussen hoe de wereld feitelijk is en hoe jij zou willen dat die is. Als je niet leert leven met dat verschil, raak je verbitterd, word je cynisch. Je staat sterker als je je innerlijke kracht verder ontwikkelt.
Mensen in hokjes drukken is nu eenmaal een instrument van beheersing. Van groter belang is het werken aan een sterkere zelfbeleving
john veldman
Sjak-Shie roept daarom op tot ontlediging: een proces waarin je leert innerlijk vrij te worden van de negatieve invloeden van buiten. Ontlediging is ook een strijd tegen het ego dat er vaak niet genoeg aan heeft te weten dat het door God bemind en kostbaar gevonden wordt. Het ego wil zich daarom telkens opnieuw poneren en bewijzen. Ontlediging gaat volgens Sjak-Shie altijd samen met nieuwe vervulling, ze is daarom geen vlucht. Ontlediging leert je de vrije ruimte in jezelf te ontdekken om het goede dat er óók is te zien en te verbinden met de waarden uit de grote verhalen van de mensheid. In gelovige taal geformuleerd: ontlediging betekent jezelf leegmaken om vol te raken van Gods werkelijkheid onder mensen. Zin wordt gegeven in het levensproject van mensen die zich inzetten voor datgene waar wij met zijn allen naar verlangen.
Wereldoecumene
Sjak-Shie zoekt op deze manier een verbindende identiteit in de uitnodiging om dieper door te dringen tot de betekenis van Gods verbond met zijn volk. Aan de ene kant staan de vele mondiale uitdagingen en aan de andere kant de lotsverbondenheid die voortkomt uit de schepping. Hij noemt daarbij verschillende zaken: het wereldvoedselvraagstuk, gewelddadige conflicten, economische en militaire machtsverhoudingen, mondiale ethische vraagstukken, het klimaatprobleem. En tegelijkertijd, zegt Sjak-Shie, leven katholieken, protestanten, hindoes, moslims, wintigelovigen en niet-gelovigen in Suriname bij en met elkaar in dezelfde buurt. Ze vieren elkaars feesten en delen in het wel en wee van elkaars families. Als mensen van heel verschillende achtergrond, geschiedenis, religie, identiteit zich samen in solidariteit inzetten voor het concrete heil van alle mensen in Suriname dan ontstaat er volgens hem vanzelf een verbindende identiteit. De vrees voor de andersheid van de ander wordt overwonnen.
Als mensen van heel verschillende achtergrond, geschiedenis, religie, identiteit zich samen in solidariteit inzetten voor het concrete heil van alle mensen in Suriname dan ontstaat er volgens hem vanzelf een verbindende identiteit. De vrees voor de andersheid van de ander wordt overwonnen
john veldman
Het ‘eigene’ van een groep wordt door Sjak-Shie niet zozeer gezocht in een nieuw nationalisme, maar reikt verder. We zijn allen kinderen van dezelfde Vader en als zodanig kunnen we groeien tot één volk. Dat vraagt om een besef dat het ‘eigene’ nooit helemaal af is. Identiteit is voortdurend in ontwikkeling. Je kunt geen erkenning van een afgeronde identiteit verlangen en afdwingen: identiteit rijpt in de ontmoeting met mensen die verschillen. In alle etnische, religieuze en andersoortige tradities zijn boodschappen van heil te ontdekken. Dat maakt iedere traditie op zich relatief, hoe belangrijk die voor de groep zelf ook is. Als volk Gods zijn alle mensen verbonden in een wereldomvattende oecumene. Diversiteit staat in de context van werken aan één bewoonbare wereld – een rijk van gerechtigheid en vrede – waarin er zowel respect en erkenning is voor ieder mens individueel als voor de aarde als geheel.
Morele prudentie
Wat mij betreft schildert Sjak-Shie een bevrijdend perspectief. Ieder individu en iedere groep, al dan niet gelovig, kan zich met een dergelijke inzet voor mens en aarde verbinden. Deze inzet is niet afhankelijk van religie, ras, geslacht of welke ‘particuliere’ identiteit ook. Van belang is samen een verhaal te ontwikkelen dat die inzet draagt en schraagt. Eigen identiteit wordt serieus genomen: ieder kan duidelijk maken wat haar of hem motiveert, vanuit welke basis hij of zij leeft, wat haar of zijn beleving is, wat haar of hem kenmerkt.
Ieder individu en iedere groep, al dan niet gelovig, kan zich met een inzet voor mens en aarde verbinden
john veldman
Het verzamelen van wat je waardevol vindt, wat je bezielt en inspireert en wat je in de loop der tijd geleerd hebt, is een ‘tegoed’ (het goede dat er óók is) dat ingebracht kan worden, zodat ook anderen ervan kunnen leren. In het rechtssysteem noemt men zo’n tegoed jurisprudentie. Op een vergelijkbare manier zou je, wanneer het gaat over de zeden en gewoonten, over de mores van een groep, kunnen spreken van moresprudentie. Identiteit moet niet tegenover de ander afgeschermd en krampachtig verdedigd worden, maar wordt juist in gesprek met die ander voortdurend opnieuw doordacht, bijgesteld en aangevuld. Op die manier rijpt identiteit en groeit prudentie.
Zo is het bijvoorbeeld van belang om de discussie over het slavenverleden (en over ‘Zware Piet’ als geknechte vreemdeling) te verbinden met strijd tegen mensenhandel en met inzet voor een menswaardig vreemdelingenbeleid. Nog steeds vallen er slachtoffers omwille van geldelijk gewin. Politiek moet gaan over de inrichting van de economie: de kloof tussen arm en rijk blijft schrijnend, ookal wordt die telkens weer verhuld of weggedacht. Moresprudentie kan slachtoffers uit machteloos protest bevrijden door ze op te nemen in het verhaal dat steeds opnieuw geschreven wordt op basis van een gezamenlijke inzet voor de toekomst van mens en aarde.
John Veldman houdt zich als theoloog vooral bezig met geloof, politiek, economie en ontwikkelingssamenleving. Hij publiceerde recent een monografie over de Surinaamse bevrijdingstheoloog Peter Sjak-Shie, ‘Een geluid van dunne stilte’ (nim@nim.ru.nl, 51 blz., € 7,50).
Van Francis Fukuyama verscheen recent: Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek (Atlas Contact, 271 blz., € 19,99).
U las een artikel uit het rijke archief van religiejournalistiek van Volzin. Dit artikel verscheen in juli 2019 in Volzin Magazine.