Dit artikel is onderdeel van de publicatie 40 jaar rabbijn in Nederland. De publicatie is als PDF te downloaden via de webwinkel van Volzin en is geoptimaliseerd voor tablet en desktop computers. Een deel van de opbrengsten uit de verkoop wordt overgemaakt naar Stichting Yalla! De stichting is een initiatief van Joodse en Islamitische Nederlanders en heeft als doel om antisemitisme en moslimhaat te bestrijden en om te lobbyen voor gezamenlijke (religieuze) waarden.

Rabbijn Van de Kamp deelt koosjere gebakjes uit en we nemen inmiddels een tweede kopje koffie. Ik sta nog even stil bij de opmerking van Van de Kamp dat hij zijn naïviteit eind jaren tachtig verloren was. Extreemrechts was weer terug en geloofsvrijheden waren geen zekerheid. Van de Kamp herinnert zich uitspraken van Hans Janmaat, fractievoorzitter van de Centrumdemocraten, zoals: ‘Wij schaffen, zodra we de mogelijkheid en de macht hebben, de multiculturele samenleving af’. Daarnaast werden door Janmaat tijdens demonstraties verkiezingsleuzen gebezigd als ‘Vol = Vol’ en ‘Eigen Volk Eerst’.

Deze en andere uitspraken leidden tot veroordelingen door de rechterlijke macht wegens het aanzetten tot rassenhaat en discriminatie. Van de Kamp: “Zijn veroordeling duurde in die tijd zeker niet drie jaar, zoals nu met Wilders het geval is. Toen was het nog niet zo dat alles gezegd kon worden, terwijl vrijheid van meningsuiting echt ook al in de grondwet stond. Maar naar de joden toe hield hij zich wel koest.”

Aantjes

We maken de stap naar de jaren negentig. Wat blijft Van de Kamp bij uit die periode? Na enige overdenking: “Ik heb pastoraal gesproken drie vliegrampen meegemaakt en vooral de zaak Willem Aantjes blijft mij bij. Aantjes was de vice-premier in Nederland namens het CDA. Hij was een van de grondleggers van het CDA, samen met onder andere Dries van Agt. Hij was protestant en in 1978 is uitgekomen dat Aantjes lid was geweest van de Germaanse Waffen-SS. Daar had hij nooit over gesproken. Dat was feitelijk het einde van zijn politieke carrière. Hij is toen nog wel - als troostprijs - voorzitter geworden van de Nederlandse Kampeerraad.

Willem Aantjes was protestant en in 1978 is uitgekomen dat hij lid was geweest van de Germaanse Waffen-SS. Daar had hij nooit over gesproken

lody van de kamp

Ik had tussen 1985 en 2000 een column in het Nieuw Israëlietisch Weekblad en ik heb vrij stevig over Aantjes geschreven. Zijn betrokkenheid bij de Waffen-SS was geopenbaard door professor Loe de Jong, dé oorlogsschrijver namens de Nederlandse overheid. In 2005 overleed De Jong. Ik las toen in de Volkskrant een artikel over hem en in een klein kader stond dat Willem Aantjes Loe de Jong gevraagd had om een weerwoord op de beschuldigingen te geven, maar dat werd hem door De Jong nooit gegund.”

Wat deed dat met Van de Kamp, aangezien hij in zijn columns in het NIW ook redelijk tekeer was gegaan tegen Aantjes? Van de Kamp: “Ik ben geschrokken. Ik was inmiddels raadslid voor het CDA in Amsterdam, dat was in 1998. Ik dacht bij mezelf: ja, ik schrijf wel over dit onderwerp, maar waar baseer ik me eigenlijk op? Mijn denken over Aantjes en de relatie met de SS vormde zich in de jaren negentig, maar pas na de eeuwwisseling besloot ik hem een brief te schrijven. We zagen elkaar weleens op een CDA-bijeenkomst, maar meer dan vriendelijk knikken was het niet. Ik schreef dat ook ik hem in mijn columns had veroordeeld en stelde de open vraag of hij er met mij over wilde spreken, om zijn verhaal te vertellen. Ik kreeg per kerende post een brief terug!

Wim Aantjes
Wim Aantjes (CDA)© Hans Peters

Aantjes bedankte mij voor de brief en vertelde dat hij vanwege familieomstandigheden later op mijn brief zou terugkomen. Een paar weken later kreeg ik inderdaad een brief van Aantjes waarin hij schreef: ‘Ik wil er nog een keer over spreken en ik kom naar Amsterdam om u mijn verhaal te vertellen.’ Hij is toen bij mij op de fractiekamer geweest. Ik vermoedde dat het een belangrijk verhaal zou kunnen zijn en wilde niet de enige zijn die het verhaal zou horen, daarom vroeg ik er een CDA-collega bij. Toen we ons zetten voor het gesprek zei hij dat hij zijn verhaal onder één voorwaarde wilde vertellen, namelijk: dat ik hem zou laten uitspreken, en hem niet zou interrumperen.”

Van de Kamp herinnert zich dat gesprek scherp: “Het was zo indrukwekkend, zo boeiend. Hij is anderhalf uur aan het woord geweest over hoe hij bij de Waffen-SS terecht was gekomen. Willem Aantjes kwam uit een gereformeerde gemeente vlakbij Rotterdam, de kern van de Bible Belt. Hij werd opgeroepen door de Arbeitseinzats en Nederlanders hadden toen de keuze tussen wel of niet onderduiken. De een deed het wel, de ander niet. De vader van Aantjes vond dat zijn zoon maar wel moest gaan, dan was hij ervan af. Hij is terechtgekomen in een klein plaatsje in wat later Oost-Duitsland is geworden. Een dorpje waar alleen maar vrouwen woonden, de mannen waren immers aan het front.

Aantjes kreeg er een aanstelling bij het postkantoor. Hij moest brieven rondbrengen in het dorpje, over het algemeen met de inhoud dat hun echtgenoot, vader of zoon gesneuveld was in de oorlog. Er zaten daar drie Nederlandse jongens. Een van hen mocht terug naar Nederland voor een verlof van een paar weken. De boodschap aan degene die met verlof ging was: als je niet op tijd terugkomt, worden de andere twee Nederlanders gegijzeld. Zo dwongen de Duitsers af dat iedereen terug zou komen. De eerste Nederlander ging met verlof en keerde netjes terug. De tweede was daarna aan de beurt, met Aantjes als laatste Nederlander. De tweede meneer zei tegen zijn vrienden: ‘Luister, als ik niet op de afgesproken datum terugkeer moet je maken dat je wegkomt, want dan ben ik ondergedoken in Nederland’.”

Het was de tijd dat Nederland zich druk maakte over het feit dat Prins Claus bij de Hitlerjugend had gezeten en dat ga je niet vertellen over je eigen verleden

lody van de Kamp

Zo geschiedde. De tweede persoon kwam niet terug. Van de Kamp: “Aantjes besloot dus om met die andere jongen ook te vluchten, dat was in 1944 in de hoop dat tegen die tijd de bevrijding er zou zijn. Maar ze waren te vroeg, de oorlog woedde nog hevig. Ze hadden een plan om ten oosten van Groningen, aan de Duitse zijde van de grens, onder te duiken in een opleidingskamp voor de SS’ers. Daar meldden ze zich om zogenaamd de opleiding te volgen. Ze hadden feitelijk onderdak en ze waren dichtbij de Nederlandse grens in het geval de situatie zich voordeed dat de nazi’s verslagen zouden worden. Toen de bevrijding uiteindelijk kwam, zijn ze halsoverkop de grens over gestoken naar Nederland.”

Ik vraag me af waarom Aantjes daar niet openlijk over gesproken heeft. Het lijkt me een legitieme reden om je uit lijfsbehoud op te houden in dat opleidingskamp. Van de Kamp: “Er was in die tijdgeest geen mogelijkheid om er überhaupt over te spreken. Aantjes werd politiek actief en daarmee was het onmogelijk geworden om te vertellen dat hij bij de Waffen-SS had gezeten. Het was de tijd dat Nederland zich druk maakte over het feit dat Prins Claus bij de Hitlerjugend had gezeten en dat ga je niet vertellen over je eigen verleden. Hij voelde zich niet schuldig, wel belast. De historicus Loe de Jong zat bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) en had toegang tot alle dossiers en op een gegeven moment kwam hij stomtoevallig de naam van Aantjes tegen.”

Claus

Dan stelt Van de Kamp mij de vraag: “Claus zat bij de Hitlerjugend. Is dat erg?” Ik moet er even over nadenken, want er zal vast en zeker wel ook een context zijn waarom Claus daar zat. Ik blijf het antwoord schuldig. Van de Kamp: “Ik was een keer gevraagd om naar een plaatsje te gaan in Duitsland in 1993 om te spreken bij de Kristallnacht-herdenking in dat plaatsje, vlakbij Bonn. Daar woonde een Nederlandse dierenarts, die met zijn kerk voor het eerst een Kristallnacht-herdenking in dat plaatsje wist te organiseren. Het ging er typisch Duits aan toe; ’s middags was er een stille tocht vanuit het stadhuis naar de joodse begraafplaats. Ik liep vooraan de stoet hand in hand met Herr Burgemeister, een klassiek beeld. Ik heb daar gesproken en ’s avonds was er een bijeenkomst in het gemeentehuis. Daar sprak een hoogleraar van de Universiteit van Bonn over de invloed van de nazipartijen in het dorpse leven tijdens de oorlog.

Op een gegeven moment vroeg de professor aan het publiek: ‘Wie van jullie is er in de oorlog lid geweest van de Hitlerjugend?’ Ik keek om en zag álle handen omhooggaan. Daar zat ik dan, tussen die mensen in."

Dit is een kort fragment uit het hele interview. De gehele tekst is te lezen in de publicatie Lody van de Kamp - 40 Jaar rabbijn in Nederland.

Lees ook