Jos Moons SJ is jezuiet. Hij werkt als pastor aan de Universitaire Parochie van de KU Leuven en als docent aan de faculteit theologie. Daarnaast is hij onderzoeker aan de Universiteit van Tilburg en schrijft hij over geloof en spiritualiteit. Naar eigen zeggen zoekt hij de nuance, het midden en de diepte. Welke boeken en schrijvers uit zijn boekenkast inspireren hem?
Wat voor een soort lezer bent u?
“Ik lees vooral boeken die mij verrijken en verdiepen. Maar daarnaast ook boeken waarvan ik geniet en die mij nieuwe dingen laten zien of ontdekken.”
Wat zegt uw boekenkast over u?
“Ik ben postmodern, haha! In plaats van een samenhangend Groot Verhaal heb ik groepjes boeken. Bijvoorbeeld over het onderwerp van mijn promotie: Vaticanum II en kerk en Geest. Of over het onderwerp van mijn eerste promotieplan: Thomas van Aquino en de eucharistie. Of over geestelijke begeleiding waar ik een boek over schreef. In plaats van dat ik veel weet over één ding, gaat het meerdere kanten op. Ik voel me vaak tekortschieten in mijn kennen en weten. Ook heb ik niet alle boeken boeken gelezen die ik gelezen zou moeten hebben. In die zin zijn de gaten in mijn boekenkast symbolisch.”

Welke boeken uit uw boekenkast hebben u het meest beïnvloed?
“Karl Rahner en Bernard Lonergans Method in Theology betekenden als student veel
voor mij. Velen vinden Rahner moeilijk. Als je daar doorheen kijkt, zie je een dappere theoloog. Hij neemt de vragen van zijn tijdgenoten serieus. Hij vlucht in zijn antwoorden niet in een systeem van vooraf gegeven zekerheden, maar denkt na over de vragen die toen leefden. Dat wil ik ook graag doen. Rahners ‘transcendentale theologie’ hielp mij met de beargumentering van de redelijkheid van het geloof. Ik had dat toen nodig.
Bernard Lonergan maakte zich voor mij onsterfelijk met het begrip ‘bekering’. Dat begrip staat centraal in zijn Method in Theology. Het vormt het scharnierpunt tussen kennis tot je nemen en daarmee naar buiten treden. Opgedane kennis doet je soms van gedachten veranderen. Zaken blijken soms anders. Ook hier radicale openheid. Dat is niet liberaal, dat is gelovig. Traditionele concepten kunnen kleinmenselijk zijn; God gaat ons te boven. De notie van bekering maakt theologie blijvend dynamisch.
De benedictijn Kilian McDonnell schreef een boek over de Geest, The Other Hand of God (2003). Dat boek stichtte mij. Het bemoedigde me in mijn analyse dat de Geest vaak een ‘VIP op de tweede rij’ is en dat Geistvergessenheit nog helemaal niet achter ons ligt. Hij spreekt over ‘the problem of the improper subordination of the Spirit to the Son’ en de ‘something of a junior status’ van de Geest. En hij schrijft prachtig over hoe het dan wel moet.”
Wie is uw favoriete schrijver en welke boeken van hem/haar heeft u in uw boekenkast?
“Ik lees graag Walter Kasper om zijn belezenheid en intellectuele vrijheid. Hij schreef bijvoorbeeld een boekje over de Heilige Geest en de kerk: Kirche – Orte des Geistes. Daarin spreekt hij over het risico van het kerkelijke tam-tam maken. Ook spreekt hij over het temmen van de Geest - kirchliche Domestiziering. Wow!Zo feitelijk waar. Je moet het zo maar helder durven zeggen. In zijn recente boek over barmhartigheid, Barmherzigkeit, trof mij de voetnoot waarin hij onomwonden toegeeft dat ook hij in zijn eigen theologie dit begrip een beetje vergeten was. Jezelf zo relativeren getuigt van intellectuele vrijheid.”
Stel dat u een paar jaar naar een onbewoond eiland moet. Welke drie boeken neemt u dan mee?
“Een mens leeft niet van intellect alleen. Ik neem allereerst een boek mee over het bouwen van een zeilboot. Het tweede boek heeft als titel De Geestelijke Oefeningen, geschreven door Ignatius van Loyola. Als intellectueel voer neem ik de Summa van Thomas van Aquino mee. Die zou ik graag van voor tot achter willen lezen. Thomas is geadopteerd tot de Kampioen van de orthodoxie. Maar zijn theologie over de eucharistie is heel voorzichtig en aftastend.”