
In de interviewserie Ontmoeting met de dood beschouwt Ina Veldman met een open en nieuwsgierige blik vanuit verschillende invalshoeken ons levenseinde. Juist omdat dood en sterven ook over het leven gaan, kan het rijke palet aan inzichten bijdragen aan wie we zijn en wat we werkelijk van waarde vinden.
Aan het idee om dit boek te schrijven lag een onbewuste reden ten grondslag. Wat journalist Dick Wittenberg aanvankelijk fascineerde was dat vrienden die een laatste ouder verloren hem in de aanloop naar de begrafenis van alles op de hoogte hielden, maar dat bij het afwikkelen van de nalatenschap de luiken zich leken te sluiten.
“Ik raakte steeds nieuwsgieriger naar die periode waar ik geen toegang toe kreeg. Wat gebeurt er allemaal in deze periode in het huis van de laatste ouder die is overleden? Hoe gaan de nabestaanden om met diens spullen? Wat zeggen die spullen nog tegen de nabestaanden over de laatste ouder? Het is een periode waar ik ook in mijn eigen leven geen toegang toe heb gehad. Dat is het onbewuste element.
Moeder was heel religieus en dat kon je zien in elk vertrek. In elke ruimte, tot en met de wc en de schuur, hingen kruisbeelden
dick wittenberg
Mijn moeder is eenendertig jaar geleden overleden. Ik weet er niet veel meer van, maar daar kwam ik pas achter toen ik bezig was met dit onderzoek. Ik weet dat we bij de afscheidsdienst met twaalf mensen waren. En ik heb me afgevraagd waarom het er maar zo weinig waren. Toen kwam ik erachter dat we niemand hadden uitgenodigd. Mijn moeder is overleden in een verzorgingstehuis. Vrij kort daarvoor moest ze haar huurwoning verlaten. Wij, haar drie zonen, moeten haar huis en later ook haar kamer in het tehuis leeggehaald hebben, maar ik herinner mij er helemaal niets meer van. Waarschijnlijk ben ik in een soort shock geweest. Ik vind het onbegrijpelijk, maar het heeft mijn interesse voor deze periode alleen maar gevoed.”
Het moeilijkste was om een familie te vinden die bereid was om Dick mee te laten kijken bij de afwikkeling van de nalatenschap. “Ik heb een kort briefje geschreven aan een paar uitvaartbegeleiders, waarin ik mijn plan duidelijk maakte. In dat briefje heb ik een zin geschreven die misschien aansloeg, namelijk dat een dergelijk boek een monumentje zou kunnen worden voor het gezin. En wat mij betreft is dit boek ook een monumentje geworden voor Jo van Overdijk. Zo heette de moeder. De meeste van de kinderen zijn trots op dit boek.
Achteraf vind ik het nog steeds een wonder dat deze familie me niet alleen heeft toegelaten bij de start, maar uiteindelijk mij het hele proces heeft laten volgen. Vanaf het begin heb ik er rekening mee gehouden dat een van de kinderen op een bepaald moment toch nog zou zeggen dat het te gevoelig was om er een buitenstaander bij te hebben en het dan alsnog niet zou doorgaan. Maar dat is niet gebeurd. Tot het eind heb ik er bij mogen zijn. Daar ben ik deze familie heel dankbaar voor.
Ik denk dat ik geluk heb gehad, omdat ik ongeveer de leeftijd heb van de meeste kinderen van de moeder waar het boek over gaat. Net als de kinderen kom ik uit Brabant, ik ken het dialect en het milieu. De oudste dochter van deze familie had het op zich genomen om in haar eentje de nalatenschap te inventariseren. Dat had ermee te maken dat zij degene was die het meeste contact had met moeder. Als een soort afscheid wilde zij elke dag naar het huis van moeder gaan en de nalatenschap in haar eentje in kaart brengen.
Ik denk dat het voor haar fijn is geweest dat ze dat niet alleen heeft gedaan, want het is een hele eenzame bezigheid. Nu was ik er vaak bij en kon ze de verhalen die spullen bij haar opriepen aan mij kwijt. Hoe ze het aanpakte, waar ze over twijfelde, kon ze tegen mij vertellen. Zij had hele specifieke gevoeligheden, daar hoefde ze zich niet voor te schamen. Ze heeft aan het einde gezegd dat het haar in ieder geval flink geholpen heeft. Daar was ik blij om, want ik dacht in eerste instantie dat ik iets kwam halen. Maar ik merkte al snel dat ik ook wat kwam brengen. Ik kon een aantal kinderen terzijde staan bij hun rouwproces. Alleen al mijn aanwezigheid zorgde ervoor dat er allerlei gesprekken werden gevoerd die anders niet zouden zijn gevoerd.”
Het was voor Dick heel bijzonder en in het begin ook ongemakkelijk om zo nabij te mogen zijn. “Dan denk ik vooral aan de allereerste keer dat ik in het huis van deze moeder kwam. Ik werd binnengeleid door de oudste dochter en ik werd in de woonkamer al meteen overweldigd door de enorme hoeveelheid spullen. Ik dacht: ‘Hoe kan ik de vrouw die hier leefde in hemelsnaam terugvinden in al deze spullen?’ In de eerste de beste stoel binnen mijn bereik liet ik me neerzakken. Dat was de relaxfauteuil van moeder. Ik wist niet hoe snel ik moest opspringen toen ik dat hoorde, want dat was toch volstrekt ongepast? Maar de oudste dochter stelde mij gerust. Moeder had het altijd een fijne stoel gevonden.
De oudste dochter zei: 'Als jij mijn moeder wilt leren kennen door haar spullen, dan moet je ook maar haar dagboeken lezen'
dick wittenberg
Ze zei: ‘Ga maar lekker zitten, ze is er toch niet meer.’ Ik mocht bovendien de dagboeken van moeder lezen. Dat vond ik ook delicaat, want mag je zomaar de dagboeken van een vreemde lezen? Ik denk dat als de overledene daar niks over heeft gezegd, de nabestaanden daarover mogen beslissen. De oudste dochter zei: ‘Als jij mijn moeder wilt leren kennen door haar spullen, dan moet je ook maar haar dagboeken lezen.’”
Gedurende het proces van de afhandeling van de nalatenschap zag Dick in dit gezin hoezeer de behoeften van nabestaanden uiteen kunnen lopen. “De een wil echt alle spullen gezien en gevoeld hebben en de tijd nemen voor het opruimen, een ander wil alles zo snel mogelijk afhandelen. Ik zag ook dat alle kinderen een ander beeld hebben van hun moeder. Het is wel dezelfde moeder, maar voor de een was zij de troetelmoeder die het jongste kind alles uit handen nam en het oudste kind had het idee dat haar moeder haar nooit gewild heeft. Zij vond uiteindelijk troost in een van de dagboeken waarin duidelijk stond dat moeder wél blij met haar was geweest.
Bij de verdeling van de spullen ontdekte op een gegeven moment een van de broers dat ze vroeger ook allemaal zo aan tafel zaten bij het eten. Ze waren automatisch op dezelfde plaats gaan zitten. En ieder kind verviel weer in zijn eigen rol van vroeger. De oudste dochter heeft zich van kinds af aan voor alles en nog wat verantwoordelijk gevoeld. De jongere zus was de bruggenbouwster in het gezin. Die wilde graag dat iedereen vriendjes met elkaar bleef.”
Deze nalatenschap vertelt iets over de tijd waarin deze moeder geboren is. Ze is groot geworden in de oorlog en kwam, als enig meisje, uit een gezin met zes kinderen. Ze moest al het was- en verstelwerk doen. “Er was weinig bezit in het gezin en dat zag je uiteindelijk terug in haar huis, want zij heeft nooit wat weggegooid. Ze had bankafschriften vanaf 1959 en garantiebewijzen van alle apparaten die ze ooit gekocht had. Verjaardagskaarten, kerstkaarten, vakantiekaarten, strikjes van cadeaupapier: allemaal is het bewaard gebleven. Het huis stond vol zware eikenhouten meubels. Een aantal van die meubels hadden deze moeder en haar man gekocht of gekregen bij het begin van hun huwelijk. Die stonden er dus ook nog bij hun overlijden. Het zegt iets over een generatie die zuinig was op spullen en die betekenis gaf aan spullen die een leven lang mee gingen.
Ik schat in dat geen enkel 25-jarig echtpaar zich kan voorstellen om over dertig jaar nog in dezelfde meubels te zitten. Ik vond het aandoenlijk dat de meubels die hun hele leven waren meegegaan, die nog gemaakt waren door de vader van moeder die meubelmaker was, voor de kinderen geen enkele waarde hadden. Wat je dan ook ziet is de ontwikkeling van de wegwerpmaatschappij. Moeder gooide niets weg, maar kinderen gooien veel gemakkelijker dingen weg. Het zegt iets over de gegroeide welvaart in Nederland.
Jo van Overdijk was een doorsnee vrouw die nooit rijk is geworden. Ze leefde de laatste jaren van haar leven van haar AOW en een klein pensioen van haar man en toch is ze in staat geweest om zoveel spullen te vergaren. Ik denk dat op den duur ook een deel van de spullen zich onttrok aan haar zicht. Ze heeft een hele hoop spullen uit het ouderlijk huis meegenomen, die zijn in een bijkeuken en achter gordijnen op zolder beland. Vermoedelijk heeft ze daar nooit meer naar gekeken, maar het waren delen van haar leven die ze niet zomaar kon wegdoen. En daar werden de kinderen natuurlijk na haar dood mee geconfronteerd.”
“Ik denk dat mensen een relatie kunnen aangaan met spullen, zoals mensen relaties aangaan met mensen. En dat je met sommige spullen bijna een liefdesrelatie kunt hebben. Spullen raken bezield als je ze betekenis hebt gegeven, ze zijn niet van zichzelf bezield.” Zo was het typerend dat de kinderen bij de verdeling van hun moeders goederen de cadeautjes opeisten die ze ooit aan hun moeder hadden gegeven. Het zijn voorwerpen die hun liefde voor hun moeder symboliseren. Zij hebben die dingen aan haar gegeven en die symbolen van liefde wilden ze ook weer graag mee naar huis nemen.
Ik denk dat je je ouders toch iets beter kunt leren kennen als je er de tijd voor neemt om naar hun spullen te kijken en aan de hand van hun spullen herinneringen ophaalt
dick wittenberg
“In het huis van deze moeder vonden de kinderen zeven botervloten. Met deze botervloten zal moeder niet allemaal een innige relatie hebben gehad. Maar moeder had boven op zolder een altaar ingericht waar ze tot op hoge leeftijd naartoe ging om te bidden, om momenten van verstilling te vinden en als ze verdrietig was rust te vinden. Ik denk dat het altaar voor haar een liefdesobject is geweest. Moeder was heel religieus en dat kon je zien in elk vertrek. In elke ruimte, tot en met de wc en de schuur, hingen kruisbeelden.
Terwijl dit een heel kerkelijk gezin was, heeft de kerk uiteindelijk alleen voor de moeder grote betekenis gehouden. Voor twee van de kinderen is spiritualiteit wel belangrijk, maar alle kinderen hebben zich van de kerk afgewend. Sommige spullen bleken ware schatten te zijn. Bijvoorbeeld de riem van hun vader die - hun vader was schilder - nog bespikkeld was met verf. Dit was voor hen het symbool van vader. Dat vonden ze onder al die spullen die moeder ooit had meegenomen. En ze vonden alle notulen van vergaderingen van de verenigingen waar hun ouders lid van waren geweest. Ook dat bracht hen weer dichterbij hun vader die al veel eerder was overleden. Hieraan zie je ook dat Nederland tijdens het leven van deze moeder steeds individueler is geworden. Nu waren ze bijna geen van allen meer lid van een club. De gemeenschap had kennelijk haar betekenis verloren.”
Wat Dick het meest geraakt heeft in het hele proces van de afhandeling van de nalatenschap is dat hij zich bewust is geworden van wat hij zelf allemaal heeft gemist. “Ik ben door deze familie gaan inzien hoe belangrijk deze periode is. Ik heb niet allerlei spullen door mijn handen laten gaan, ik heb niet met mijn broers herinneringen opgehaald. Dat is best pijnlijk. Ik denk dat je je ouders toch iets beter kunt leren kennen als je er de tijd voor neemt om naar hun spullen te kijken en aan de hand van hun spullen herinneringen ophaalt. Ik denk dat je ook je eventuele broers en zussen beter leert kennen in zo’n periode. Je ziet wat je met je broers en zussen gemeenschappelijk hebt: dit waren onze ouders, dit was onze jeugd. Met niemand anders deel je dat. En ik kan nu een onderscheid maken tussen de spullen die voor mij van waarde zijn door de herinneringen die ze oproepen en de gebruiksgoederen die volstrekt vervangbaar en inwisselbaar zijn.
Ik heb me dan ook voorgenomen om mijn kinderen de verhalen te vertellen achter voorwerpen die voor mij belangrijk zijn, zodat zij in elk geval die verhalen ook kennen
dick wittenberg
De spullen in het huis van dit Brabantse gezin hadden natuurlijk een betekenis voor moeder. Al haar spullen vormden als het ware een kapstok voor haar herinneringen. Het is jammer dat met haar dood ook een groot deel van die herinneringen zijn verdwenen. Ik heb me dan ook voorgenomen om mijn kinderen de verhalen te vertellen achter voorwerpen die voor mij belangrijk zijn, zodat zij in elk geval die verhalen ook kennen. Mijn boeken weerspiegelen mijn leven en hebben daarom betekenis. Maar die betekenis hebben ze natuurlijk niet voor mijn kinderen. Dus ik gun mijn boeken, die ik beschouw als vrienden, een tweede leven. Ik zou het fijn vinden als ze naar een tweedehands boekhandel gaan als ik er niet meer ben, maar ik wil ze graag houden tot op het laatst.”
Na het verschijnen van dit boek heeft Dick gemerkt dat er een ongekende behoefte bestaat bij mensen om hun verhaal te vertellen over het verloop van de nalatenschap van hun ouders. “Ik ben veel mensen tegengekomen die er spijt van hebben dat het afwikkelen van de nalatenschap niet volgens hun behoeften is gebeurd. Ik ben blij dat er over dit onderwerp, waarvan ik denk dat het nog steeds een taboe is, uitgebreid wordt gesproken. Misschien niet tijdens de periode, maar dan toch daarna.”
Dick Wittenberg (Eindhoven, 1953) is journalist, schrijver en meesterverteller van grote verhalen over alledaagse gebeurtenissen. Zijn werk voor NRC Handelsblad is veelvuldig bekroond, nu schrijft hij voor De Correspondent. Met Jan Banning won hij in 2008 de Bob den Uyl Prijs voor Binnen is het donker, buiten is het licht en in 2015 schreef hij de boeken Prikkeldraad en Het gezicht van de armoede. In november 2021 verscheen bij De Correspondent Wat doen we met de spullen? Een portret van Nederland in één nalatenschap.
Nieuws? Vertel het ons!
Al vanaf €1,99 per week.