
Verbinding, verbinding, verbinding, er gaat geen week voorbij of iemand roept er om. Een politicus, een bestuurder of een geestelijke. Maar laten we ons nog wel verenigen in deze geïndividualiseerde tijd, waarin iedereen zijn eigen god is? En hoe was dat vroeger? In het slot uit deze serie blikt Willem Pekelder terug op de diverse gesprekken die hij voerde.
Een goede start voor een journalistieke speurtocht is irritatie. Je windt je op over iets in de maatschappij en wilt weten: waarom stoort mij dit blijkbaar zo? En daarop voortbordurend: als het míj raakt dan zal het ongetwijfeld ook ánderen raken. Met andere woorden: er zal een markt zijn voor mijn verhaal. Ergernis verandert in nieuwsgierigheid, het persoonlijke wordt journalistiek.
Bovengeschetste ontwikkeling maakte ik door in relatie tot het begrip verbinding. Een echt jeukwoord. Week in week uit hoor je politici, bestuurders en geestelijken over verbinding, maar wat bedoelen ze ermee? Waarom is verbinding kennelijk ineens zo hot? En wie of wat wil men dan met elkaar verbinden? En hóe? We leven in een door en door geïndividualiseerde samenleving waarin iedereen zijn eigen god is. Dus, hoezo verbinding?
In overleg met hoofdredacteur Greco Idema besloot ik te gaan graven naar antwoorden. Besloten werd tot een naoorlogse vogelvlucht: hoe verbonden waren we in de jaren vijftig, zestig, zeventig, enzovoort? En kunnen we misschien iets van die decennia opsteken voor de tijd van nu? Ik selecteerde een aantal geleerde Nederlanders, die allen over het thema verbinding publiceerden, vaak expliciet, soms impliciet. Mijn afsprakenlijstje bevatte twee historici, twee filosofen, een oud-politicus, een feministe en een financieel geograaf.
Zonder gemeenschappelijk doel geen verbinding, of je nu leeft in de jaren vijftig of in 2022
willem pekelder
De speurtocht in het ‘Land der Verbintenissen’ leverde verrassende ontdekkingen op. Bijvoorbeeld dat in een decennium waarvan we denken dat iedereen zuilsgewijs langs elkaar heen leefde, de verbinding misschien wel het grootst was. We hebben het over de jaren vijftig, het decennium van de Wederopbouw. Historicus Paul Luykx, die onderzoek deed naar de katholieke zuil, vertelde me erover op een bewolkte namiddag in Nijmegen. Het volk mocht dan opgesloten zitten in een zuil, aan de top van die zuilen bestond goed contact tussen de voorlieden. Op die manier kwamen rooms-rode kabinetten tot stand, die onder aanvoering van ‘vadertje’ Drees naoorlogs Nederland opnieuw op de kaart zetten.
En met dat ‘opgesloten zitten in een zuil’ viel het volgens Luykx ook reuze mee. Katholieke jongeren lapten de kerkelijke regeltjes aan hun laars en genoten van de naoorlogse vrijheid, katholieke intellectuelen roerden hun tong en de bisschoppen kregen in 1954 hun mandement als een boemerang in het gezicht terug.
Met andere woorden: katholieken blikten na de oorlog nieuwsgierig over hun eigen grenzen heen. Niet alleen naar protestanten, met wie ze de eerste oecumenische danspasjes zetten, maar ook, dankzij de Doorbraakgedachte, naar de sociaaldemocraten. De Katholieke Werkgemeenschap in de PvdA ontstond. Samen aan de slag met de Wederopbouw van het land. Onze conclusie van die middag: zonder gemeenschappelijk doel geen verbinding, of je nu leeft in de jaren vijftig of in 2022.
Hoe zat het met dat doel in de jaren zestig? Ik sprak erover met historicus James Kennedy, die op dat tijdvak promoveerde. Maar we maakten ook uitstapjes naar de verzuiling, die in Kennedy’s ogen meer een wetenschappelijk model was dan een beschrijving van de werkelijkheid. In het decennium erna raakte een duidelijk afgebakend doel een beetje uit zicht. Toch was er, volgens Kennedy, wel degelijk sprake van verbinding. Niet dat de burgerij massaal achter provo en Nieuw Links aan liep, in tegendeel, maar iets van de ‘revolutionaire idealen’ sijpelde toch wel door naar het volk, namelijk dat je het recht had je leven naar eigen goeddunken in te richten.
Ook ontstond er sociaal-maatschappelijk een nieuwe invulling van het woord solidariteit. In de jonge welvaartsstaat was iedereen vóór vrede en tégen de oorlog in Vietnam. “Mensen zochten over partij- en kerkgrenzen heen een wezenlijke verbinding met elkaar. Een nieuwe sociale beweging werd geboren”, vertelde Kennedy. Onze gezamenlijke conclusie die ochtend: ontluikend individualisme én solidariteit (verbinding) gingen in de jaren zestig hand in hand. “Maar”, tekende Kennedy daarbij aan, “vanaf eind jaren zeventig, begin jaren tachtig kwam het eigenbelang, zowel bij rechts als links, steeds meer haaks te staan op de van bovenaf opgelegde solidariteitsgedachte.”
Met de volgende gesprekspartner, feministe Anja Meulenbelt, kreeg ik een lichte aanvaring omdat ik me afvroeg of het decennium van de jaren zeventig met zijn progressieve kabinet Den Uyl en zijn vele actiegroepen niet vooral een tijdvak was geweest van polarisatie. “Grappig”, zuchtte de schrijfster van De schaamte voorbij, “dat een dominante groep dat woord polarisatie altijd in de mond neemt wanneer een niet-dominante groep roept: en nu wij.” Daar had ik het niet van terug, en Meulenbelt schetste een periode waarin vrouwen, mede dankzij háár inspanningen, uit hun isolement werden bevrijd.
Er ontstonden vrouwenpraatgroepen over liefde, seksualiteit en huiselijk geweld. Dolle Mina's gingen de straat op voor gelijke rechten en abortus. Die vrouwenstrijd was voor Meulenbelt hét verbindende element in de jaren zeventig. Voor nú zou ze een alliantie willen zien van álle onderdrukte en uitgebuite mensen in de maatschappij, zoals ook haar partij BIJ1 beoogt. “Tijd voor een nieuwe klassenstrijd”, riep Meulenbelt vol vuur. Ik begreep haar, maar kon het haar niet nazeggen. Ik ben simpelweg niet radicaal genoeg.
Het aardige van zo’n serie is wel dat gesprekspartners onderling onbewust een discours met elkaar aangaan. Zo sprak oud-minister Jan Pronk, net als James Kennedy, over de mogelijkheid om individualisme en solidariteit samen te laten gaan. Hij schreef er in 1986 een beroemd geworden PvdA-rapport over: Schuivende panelen. Het individu moest worden gedekolonialiseerd, zo heette het, dat wil zeggen: ieder mag denken wat hij/zij zelf wil. Pronk: “Wij zagen, anders dan VVD en D66, individualisering niet als marktbegrip maar als sociaal-cultureel begrip.”
Zijn we in deze geïndividualiseerde tijd niet al te zeer onze eigen god geworden om ons wat dat betreft nog met elkaar te kunnen verbinden?
willem pekelder
Sociaaleconomisch daarentegen hield de PvdA in die jaren vast aan solidariteit met onderdrukten en achtergestelden, zowel in Nederland als wereldwijd. Ik trof die dag in Scheveningen een enigszins gedesillusioneerde oud-bewindsman. Van solidariteit, zeker met vluchtelingen, was in zijn ogen weinig meer over. Die erosie begon, naar zijn smaak, al in de jaren tachtig, toen de kabinetten Lubbers stevig de broekriem aanhaalden en de gelijkheid op de tocht kwam. Het was die middag niet zozeer een interview als wel een hoorcollege, dat ik overigens met groot genoegen beluisterde. Geïnspireerd door de Bijbel bleef de oude heer Pronk strijden voor meer verbinding: “Ik leg me niet neer bij de zondigheid van structuren in de samenleving.”
Met Ewald Engelen peilde ik het jeukwoord zelf. In zijn ogen hebben politici het zo dikwijls over verbinding omdat ze wel inzien dat er heel veel scheef zit in de samenleving: toenemende individualisering, fragmentarisering en meerdere kloven. Maar hoe ze die problemen vervolgens moeten oplossen, daar hebben ze, volgens de financieel geograaf, geen kaas van gegeten. Daarom is het woord verbinding meer een retorische pleister op allerlei schrijnende maatschappelijke wonden, dan een startschot voor bijpassende wet- en regelgeving. Het was een pessimistisch jaren negentig verhaal van Engelen, waar ik zo nu en dan tevergeefs kritische kanttekeningen bij probeerde te plaatsen. Na de val van de Muur in 1989 is het, naar zijn visie, volledig misgegaan met de maatschappij. Onder de paarse kabinetten brak de neoliberale nachtmerrie uit, ‘de grote ontbinding’, en die vernietigde alles wat van waarde was. Een gemeenschappelijk doel was er niet meer, alles draaide om geld en aandeelhouderskapitalisme.
Ook sectoren die vanuit hun wezen nooit met de markt te maken hadden, kwamen er vroeg of laat onder te vallen: gezondheidszorg, hoger onderwijs en nutsbedrijven. Volkshuisvesting werd eveneens een speelbal van de vrije markt. De gevolgen van dit alles waren volgens Engelen ernstig: geen betaalbare woningen, een hoog eigen risico in de zorg, wachtlijsten, een haperende jeugdzorg, dure en slechte kinderopvang. “Kortom, de primaire levensbehoeften komen in het gedrang”, waarschuwde de schrijver van Ontwaak! Kom uit uw neoliberale sluimer.
De samenleving snakt zijns inziens na dertig jaar neoliberale fragmentatie naar verbinding, hetgeen zou zijn gebleken tijdens de coronapandemie en later tijdens de Russische inval in Oekraïne.
Voor geïnterviewde nummer zes, (techniek)filosoof Cees Zweistra, toog ik naar de Betuwe in zomertooi. Het gesprek concentreerde zich op wat oorspronkelijk de aanleiding was voor mijn serie: de doorgeslagen digitalisering. Veroorzaakt internet naast gemak ook niet veel eenzaamheid, vroeg ik me af? Zweistra was bij uitstek het juiste adres voor die vraag, want hij schreef in 2020 Verkeerd verbonden, over waarom sociale media eenzaam maken.
De oorzaak is, volgens hem, dat sociale media ons niet werkelijk in contact brengen met de ander, maar ons juist laten vastzitten in onszelf. Als internetgebruiker heb je immers alles onder controle, zowel wat je van jezélf toont als wat je van de ánder wilt zien. Internet stelt, in zijn ogen, het eigen ik volledig centraal, met complotdenken als extreme uitingsvorm. Wat in het nieuwe millennium ontbreekt, vindt Zweistra, is een verhaal over waarom je onderdeel zou moeten zijn van de samenleving. De domineeszoon, zelf oecumenisch-protestant, betreurde in dat verband de leegloop van de kerk en andere (traditionele) gemeenschappen waar je te horen krijgt dat mensen een plicht hebben tegenover elkaar. “Wanneer alleen de identiteit van het eigen ik overblijft, komen we terecht in een oorlog van allen tegen allen”, waarschuwde hij.
Als tegenwicht tegen het “mislukte internetavontuur” beval hij, à la Levinas, het genieten van het alledaagse aan. Dus niet online een kant-en-klare maaltijd bestellen, maar naar de groenteboer wandelen, daar een praatje maken over de appels en de sla en dan samen met je lief een lekkere maaltijd bereiden. Een enigszins romantisch-conservatief idee over de waarde van kleine gemeenschappen, waar raadhuizen niet plaatsmaken voor de ‘digitale ambtenaar’ en waar mensen omzien naar elkaar. Ik kon me er geheel in vinden.
Maar hoe moet het met de grote vraagstukken: de klimaatcrisis, het vluchtelingenprobleem, de moeilijkheden rond de multiculturele samenleving en de coronapandemie? Zijn we, om de beginvraag te herhalen, in deze geïndividualiseerde tijd niet al te zeer onze eigen god geworden om ons wat dat betreft nog met elkaar te kunnen verbinden? Daarover sprak ik met hekkensluiter in mijn reeks Bart Brandsma. Deze filosoof en polarisatiedeskundige uit de Vijfherenlanden denkt dat de tegenpolen in het debat te veel aandacht krijgen en dat politici, bestuurders en geestelijken zich meer zouden moeten richten op het midden.
Waarden als solidariteit en gelijkwaardigheid komen niet zomaar uit de hemel vallen
willem pekelder
Als voorbeeld gaf hij de asielzoekersopvang waar de ene tegenpool ‘rot op’ roept en de andere ‘welkom’. In het midden bevindt zich de massa die best gastvrij is, maar ook graag een woning wil voor de eigen zoon of dochter. Een verstandige burgemeester honoreert dat ‘stille midden’ door hun huisvestingsdilemma serieus te nemen en er een vraagstuk van te maken voor de gehele gemeenschap. Op die manier komt een oplossing in beeld die door een groot deel van de mensen kan worden gedragen. “En soms zijn dingen gewoonweg niet op te lossen. We zullen onszelf moeten aanleren om het uit te houden in het vraagstuk”, sprak Brandsma filosofisch.
Het was een bijzonder positieve afsluiting van mijn reeks over verbinding. Zelfs in een gesegregeerde en problematische tijd als de onze, waarin traditionele verbanden als kerk, familie en vereniging voor velen zijn weggevallen is verbinding mogelijk, mits wijze bestuurders, die ook echt leiders willen zijn, hun oor te luister leggen bij het ‘stille midden’.
Wel geloof ik, zoals ook door verschillende interviewpartners verwoord, dat je daarbij moet kunnen putten uit een dragend verhaal. Waarden als solidariteit en gelijkwaardigheid komen namelijk niet zomaar uit de hemel vallen. Voor veel van mijn gesprekspartners, en trouwens ook voor mij, vloeien die waarden voort uit de christelijke traditie. Maar het kan ook de sociaaldemocratie zijn, het humanisme of een ander ‘groot verhaal’ over menselijk samenleven.
Mijn serie was geen wetenschappelijk onderzoek, en ik waag mij dan ook niet aan vergaande conclusies over verbinding toen en nu. Wel weet ik dat verbinding er in ieder tijdvak anders uitzag. En óók dat de meeste mensen, ondanks alle ‘omwentelingen’ van de jaren zestig en zeventig en de latere neoliberale ‘revolutie’, met hun eigen gewone leventje doorgingen. Maandag squashen met Klaas, zondag borrelen met Loes. Mensen blijven elkaar, ondanks alles, altijd opzoeken. En dat is maar goed ook.
Willem Pekelder is journalist, columnist en spreker. Voor meer informatie: www.willempekelder.nl.
Nieuws? Vertel het ons!
Al vanaf €1,99 per week.