
In het Nicaragua van de jaren tachtig ontdekte Ineke Bakker dat ze niet bang is aangelegd. Er woedde een burgeroorlog, en ze woonde samen met haar man in de stad Juigalpa. Maar Bakker doceerde theologie aan een baptistenseminarie in de hoofdstad Managua, een paar uur rijden ten westen van hun woonplaats. Ondanks de oorlog maakte ze die tocht iedere week. “Ik ging dinsdagochtend vroeg weg en kwam donderdagavond terug. Je moest voorzichtig zijn. Vooral ’s avonds en ’s nachts waren er hinderlagen, en werd er veel geschoten. Dus ik hield er een stalen discipline op na, nooit in het donker te reizen.”
In die tijd werd ook hun dochter geboren. “Dat was bijzonder. Je voelt tijdens een oorlog hoe het leven bedreigd wordt. Er was een goed ziekenhuis in de stad, waar een Spaanse gynaecoloog werkte. Voor de controles liep ik door de gangen van dat ziekenhuis, die lagen soms vol gewonde oorlogsslachtoffers. Dan is zwanger zijn bijna een politieke daad: het leven beschermen en voortdragen, te midden van die verschrikkingen. Gek genoeg herinner ik me ook dat er in die dagen veel werd gelachen. Die ervaringen hebben me geholpen om hoofd- en bijzaken in het leven te scheiden. Eenmaal terug in Nederland dacht ik regelmatig: ach, ik heb wel voor hetere vuren gestaan.”
Je voelt tijdens een oorlog hoe het leven bedreigd wordt
ineke bakker
Tijdens het interview met Ineke Bakker in haar kantoor bij de Stichting Stad en Kerk (Stek) in Den Haag komt haar tijd in Latijns-Amerika – Nicaragua, Cuba en Costa Rica – snel ter sprake. “Nicaragua was mijn eerste echte baan, dus die is vormend geweest.” Terug in Nederland werd ze teamleider Latijns-Amerika bij de protestantse ontwikkelingsorganisatie Icco, werkte ze bij de Ikon-radio, was ze twaalf jaar lang secretaris van de Raad van Kerken in Nederland en later directeur bij ontwikkelingsorganisatie Oikos. De laatste negen jaar werkte ze bij Stek, de Haagse diaconale organisatie die onder meer het kerkasiel in Den Haag initieerde en tot een goed einde bracht. Komende maand gaat ze met pensioen. Ze werd opgevolgd door Derk Stegeman, die eerder al als afdelingsmanager bij de organisatie werkte.
Bakker staat bekend als een diplomatiek, pragmatisch en communicatief persoon, en als een bruggenbouwer. “Als geen ander verwoordt ds. Ineke Bakker de stem van het geëngageerde protestantisme, altijd op de bres voor asielzoekers en andere nooddruftigen”, schreef Trouw toen ze geïnterviewd werd ten tijde van de grote fusie van protestantse kerken in 2004. “Ik ben altijd gezegend geweest met het werk dat ik heb mogen doen”, zegt Bakker. Maar een blik op haar carrière geeft ook aanleiding tot gesprek over pijnpunten. Bakker: “Ik kan het niet ontkennen, je moet de dingen zeggen zoals ze zijn. Nicaragua is een dictatuur geworden en de Nederlandse kerken krimpen.”
Ineke Bakker werd in 1953 in Amsterdam geboren. Op haar vijftiende bedacht ze dat ze theologie wilde gaan studeren. “Echt een pubergedachte. Ik zat met een vriendinnetje in de kerk, en we vonden het niks. Zó saai. We zeiden tegen elkaar: dat kunnen wij toch beter.” In de gereformeerd-synodale kerk van toen mochten vrouwen nog niet op de kansel staan. Maar de gedachte liet haar niet meer los. En toen Bakker in ’72 ging studeren, was het vrouwenstandpunt veranderd. Ze begon aan een studie theologie aan de Vrije Universiteit en maakte in ’76 en ’77 een uitstapje naar de Universiteit van Amsterdam, waar een theoloog uit Uruguay – gevlucht voor de dictatuur – bevrijdingstheologie doceerde.
Dat jaar was belangrijk voor haar. “Die Uruguayaan zei tegen ons: voordat we de bevrijdingstheologie behandelen, gaan we een semester de politieke geschiedenis, economie en sociologie van Latijns-Amerika doen. Eerst moet je de context kennen, dan pas kun je aan theologie beginnen. Dat is een manier van theologie bedrijven die ik me eigen heb gemaakt.” Theologie is geen ‘waardenvrij bolwerk’, zegt Bakker. “Ze is áltijd contextueel bepaald door de maatschappelijke positie waarin mensen zitten.”
Voordat we de bevrijdingstheologie behandelen, gaan we een semester de politieke geschiedenis, economie en sociologie van Latijns-Amerika doen.
INEKE BAKKER
In juli 1979 brachten de guerrillastrijders van het Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront de pro-Amerikaanse dictator Somoza ten val. Bakker en haar man Ruerd Ruben – die ontwikkelingseconoom zou worden – studeerden allebei aan de VU, en raakten in de ban van de revolutie. “Het was zo’n prachtig voorbeeld van een volk dat een dictatorfamilie aan de kant zet”, zegt Bakker. Ze probeerde samen met medestudenten de VU zover te krijgen dat er iemand naar Nicaragua ging om te kijken of universitaire samenwerking mogelijk was.
Dat bleek inderdaad het geval, met een baptistenseminarie in Managua, ooit door Amerikaanse zendelingen gesticht. In 1980 werd de rector van dat seminarie – ter ere van het honderdjarig bestaan van de VU – uitgenodigd in Amsterdam. “Toen vonden de mensen van het organiserend comité dat ik die man wel twee weken door Nederland kon begeleiden”, vertelt Bakker, die inmiddels Spaans had geleerd om de boeken over bevrijdingstheologie te kunnen lezen. Ze nam de uitnodiging aan. En na dat bezoek zei de man: “Waarom kom je niet als docent naar Nicaragua?”
“Het heeft nog wel twee jaar geduurd voordat het rondkwam”, vertelt Bakker. “En ik ben op een uiterst wankel contract die kant uit gegaan.” Voor de gereformeerde kerken werd haar tocht gezien als ‘de opening van een nieuw zendingsgebied’. Oorspronkelijk zou ze er Nieuwtestamentisch Grieks gaan doceren – “ik had m’n kennis nog driftig bijgespijkerd voordat ik vertrok” – , maar toen ik er eenmaal was zeiden studenten: we willen leren over de Europese theologie. Dus dat werd het: Barth, Bonhoeffer, Moltmann.
In de weekenden trok Bakker erop uit, om samen met een team van Nicaraguaanse vrouwen opbouwwerk in dorpen te doen, waar armoede heerste. “Mijn studenten kwamen vaak van de kerken op het platteland. En dan kun je op hoog theologisch niveau van alles willen, ze moesten in de praktijk aan de slag. Ik wilde zelf die context begrijpen. We gingen het land door om tweedaagse trainingen te geven. Ik deed bijbelstudies, die waren altijd bedoeld om vrouwen zelfvertrouwen te geven, om te benadrukken dat ook vrouwen een leidende positie in de kerk kunnen krijgen.”
Nicaragua heeft Bakker ‘vromer’ gemaakt, zegt ze. “Ik ben een rationeel mens, en ik zou voorheen niet snel gezegd hebben dat ik ergens de hand van God zag in mijn leven. Als je in een context leeft waarin mensen dat authentiek kunnen zeggen, dan raakt het je. Misschien dat ik me daarom ook best thuis voel in de pinksterkerken van migranten in Nederland. Ik kan het ook echt zeggen als ik terugblik op mijn carrière: wie had nu kunnen denken dat mijn leven zo zou lopen? Dat is misschien wel die hand van God.”
Teleurstellingen waren er ook. De sandinistische revolutie liep mis. Daniel Ortega, eens de leider van het verzet werd zelf dictator. “Godgeklaagd”, zegt Bakker, fel. “Maar het kwaad is een realiteit, je kunt niet doen alsof het er niet is. En macht corrumpeert. Er zijn weinig leiders die integer kunnen blijven terwijl ze steeds meer macht krijgen. En dáárom zit ik op zondag in de kerk. Je moet het voortdurend aangezegd krijgen, dat je zorg moet houden voor je naaste, voor de meest kwetsbare mensen.”
Zorg voor de kwetsbaren, het is het werk van Stek in een notendop: armoedebestrijding en individuele hulpverlening, ondersteuning en opvang van vluchtelingen en ongedocumenteerden. De organisatie telt ongeveer 45 medewerkers, en ruim negenhonderd vrijwilligers die betrokken zijn bij projecten zoals maatjes voor mensen met schulden, bijlessen voor kinderen en activiteiten voor mensen zonder papieren die op straat leven. “Stek is een fijne organisatie om directeur van te zijn, maar het werk is taai”, zegt Bakker. “Het is makkelijk om er cynisch van te worden, bitter.”
Hoe voorkomt Bakker dat? “We moeten het doel voor ogen houden. Het koninkrijk van God: daar komen alle mensen tot hun recht. Ik heb een onverwoestbaar geloof dat het belangrijk blijft om daaraan te werken. En dat je daar zelf ook gelukkig van wordt. Maar soms is het twee stappen vooruit en drie achteruit. Waar ik pessimistisch van word, is als de kerk met interne zaken bezig is. Dan denk ik: oh mens, regel dat nu toch. De wederzijdse erkenning van avondmaal en eucharistie, acceptatie van het homohuwelijk. Bij alle nood die er is, is het toch een merkwaardige luxe dat je je over dat soort dingen zo lang druk kunt maken.”
We moeten het doel voor ogen houden. Het koninkrijk van God: daar komen alle mensen tot hun recht. Ik heb een onverwoestbaar geloof dat het belangrijk blijft om daaraan te werken
INEKE BAKKER
In verschillende functies voor kerkelijke organisaties zal Bakker toch heel wat gekrakeel over regels hebben moeten doorstaan. Dat klopt, zegt ze. “Maar ik zie het als een sport om onderwerpen op de agenda te krijgen waar je mee verder wilt. Daar ontwikkel je creativiteit in.” Bakker is bovenal een pragmatisch mens. “Verzin een list, denk ik vaak. En als het niet door de voordeur kan, dan door de achterdeur, of desnoods door het zolderraampje.” Ze noemt een voorbeeld uit haar tijd in het Nationaal Comité dat het 25-jarig ambtsjubileum van toenmalig koningin Beatrix moest voorbereiden. Ze bedacht een plan om samen met vertegenwoordigers van andere religies een viering aan te bieden. “En dan niet alleen met de progressieve vleugels.” Dat idee bleek goed te vallen. Koningin Beatrix wilde graag komen. “Maar alleen als er geen geruzie was.”
Het werd een bijeenkomst in de Dom in Utrecht. “En het was me toch een organisatie! We mochten in de gebeden niemand voor het hoofd stoten, en ook het handen schudden was een issue.” Rond religieuze zaken kunnen mensen slecht compromissen sluiten, weet Bakker. “En dat moet je serieus nemen, dat mensen iets vanuit hun diepste overtuiging niet kunnen of willen. Maar dan blijft er nog een veld over van zaken waar mensen het wél over eens kunnen worden”, zegt Bakker nuchter.
Anno 2019 is er nog altijd een groep mensen die het initiatief verder draagt. ‘In vrijheid verbonden’, heet het. Bakker was daarnaast samen met rabbijn Awraham Soetendorp de drijvende kracht achter de jaarlijkse prinsjesdagviering, een moment van bezinning bij de opening van het parlementaire jaar, met bijdragen uit verschillende religieuze tradities.
“Ik merk wel dat ik haast begin te krijgen”, zegt Bakker middenin het gesprek. “We kunnen wel allemaal mensen blijven helpen, maar zorg nu toch dat de oorzaken aangepakt worden. Dan moet je bij de politiek zijn. Ik hoop zó op politici en bestuurders die over hun eigen schaduw kunnen heen springen.”
Ze merkt in het werk bij Stek dagelijks hoeveel arme mensen er in Den Haag zijn. “Er zit structureel zoveel fout. Het is een schande hoe ongelijk de welvaart verdeeld is. Er worden maatregelen genomen om de pijn te verzachten, maar dat zet geen zoden aan de dijk. Stel je voor, 20 procent van de aanvragen voor individuele hulpverlening die we krijgen, komen bij de gemeente Den Haag vandaan. Die mensen sturen ze naar ons door. Dan denk ik: hallo, zit de kerk hier om de overheid te subsidiëren? Een van onze grootste klachten ten opzichte van de gemeente is een continue wisseling in beleid”, zegt Bakker. “Wees toch trouw in het beleid dat je kiest.”
Er worden maatregelen genomen om de pijn te verzachten, maar dat zet geen zoden aan de dijk
INEKE BAKKER
Trouw zijn, volhouden, dat hoort bij de kerk, vindt ze. En het was de lastigste vraag waar ze wakker van lag tijdens het kerkasiel. “Houden we dit vol?” Van 26 oktober 2018 tot en met 30 januari 2019 bood de Protestantse Kerk Den Haag kerkasiel aan het Armeense gezin Tamrazyan, dat negen jaar in Nederland woonde en met uitzetting werd bedreigd. Stek was het hart van de actie, het crisiscentrum. De doorlopende kerkdienst was héél hard werken, zegt Bakker. “Dat we het vol konden houden, daar ben ik trots op. Maar als het CDA niet van gedachten was veranderd, dan had het nog lang kunnen duren.”
Bakker dacht vaak terug aan Dwingeloo in 1998, toen ze als secretaris van de Raad van Kerken een tentenkamp opende voor 22 ‘technisch onverwijderbare vreemdelingen’. Die kwestie sleepte zich jarenlang voort. De groep moest continu verplaatsen naar nieuwe locaties. “Uiteindelijk hebben de meesten van hen een verblijfsvergunning gekregen, zegt Bakker. “Dat ging moeizaam hoor. Ik heb ervan geleerd dat je ontzettend goed moet nadenken waar je aan begint.” Toch is het haar hoop, dat kerkelijke organisaties zich op allerlei manieren blijven inzetten voor armoedebestrijding en een humaan asielbeleid. “Dat moeten prioriteiten zijn. Maar ik ben natuurlijk niet zo objectief”, lacht ze.
Hoe Bakker straks de tijd na haar pensioen gaat invullen, laat ze open. “Ik heb mijn hele leven fulltime gewerkt, dus dat zal wel vreemd zijn. Ik ben nu nog voorzitter van het IKV (interkerkelijk vredesberaad, red.) en dat blijf ik doen. Verder denk ik: er zal wel wat komen. Een van de meest terugkomende adviezen van andere gepensioneerden is om eerst eens jaar niks te doen. En dan gewoon eens te kijken.” Al voegt ze een seconde later toe: “Ach, maar als er nu net iets op m’n pad komt, dan ga ik geen nee zeggen.”
Ineke Bakker (Amsterdam, 1953) was tot 15 januari 2020 directeur van Stek (stichting voor stad en kerk) in Den Haag. Nu is ze met pensioen.
U leest een artikel uit het rijke archief van religiejournalistiek van Volzin. Dit artikel verscheen in december 2019 in Volzin Magazine.
Nieuws? Vertel het ons!
Al vanaf €1,99 per week.