Als recalcitrante puber heb ik er een tijdje lol in gehad mijn huisgenoten te irriteren met langgerekte, reutelende boeren. Ik vermoed dat ik daarvoor van mijn vader wel eens een draai om mijn oren heb gehad en dat mijn moeder wel eens naar me heeft uitgehaald met een natte vaatdoek, maar ik weet dat niet meer. Wel herinner ik me goed dat mijn oudste broer op mijn onsmakelijke gedrag bedaard reageerde met de woorden: ‘Dat is nou niet bepaald het uitdragen van innerlijke beschaving…’

Ik probeerde dat toen af te doen als flauwe braafheid, maar kon niet verhinderen dat zijn woorden bij me binnenkwamen, vooral ook omdat hij zijn boodschap in alle rust bleef herhalen wanneer ik mij weer eens meende te moeten laten gelden.

Nu weet ik dat zijn innerlijke beschaving krachtiger was dan mijn provocerende onbeschoftheid en ben ik hem dankbaar voor de les die hij mij leerde. Want innerlijke beschaving is innerlijke rijkdom die kracht genereert om in alle onrust als mens overeind te blijven.

Toen Mahatma Gandhi eens gevraagd werd wat hij vond van de Westerse beschaving, antwoordde hij dat hij dat een goed idee zou vinden. Dat mag aanmatigend klinken, maar ik denk niet dat Gandhi er de mens naar was om hoog van de toren te blazen.

Met zijn gevatte antwoord stelde hij indringend de vraag naar het wezen, of de ziel, van de Westerse cultuur. Het is de vraag die in onze dagen, onder alle maatschappelijke onrust en onbeschoftheid, steeds dringender om antwoord vraagt.

Zoals het persoonlijk geloof het leven van het individu zin en betekenis geeft, zo gaf het christendom eeuwenlang de Westerse cultuur haar legitimatie en bepaalde zij haar richting. En overtuigd als het Westen was van de superioriteit van het christelijk geloof, eiste het voor zichzelf het als door God gewilde leiderschap over de rest van de wereld op.

Het bracht enorme rijkdommen en ongekende welvaart in het Westen zelf, wat vrijwel altijd ten koste ging van mensen in minder fortuinlijke delen van de wereld. De klimaatcrisis en de alsmaar toenemende stroom van mensen die ook een op z’n minst redelijk bestaan willen, laten steeds onontkoombaarder zien hoezeer de verhoudingen in de wereld scheef zijn gegroeid.

En beide doen de vraag stellen naar de ziel van de Westerse beschaving.

Het christendom doet bij monde van het Vaticaan en de Protestantse orthodoxie nog wel verwoede pogingen de Westerse mens weer in het christelijke gareel te krijgen, maar dat lijkt vergeefse moeite. Want velen die de kerkdeur definitief achter zich dichttrokken, ervaarden deze stap als een bevrijding en het is dan ook niet waarschijnlijk dat ze zullen terugkeren.

Het loslaten van een richting- en zingevende overtuiging is echter één ding, het bepalen van waar je als mens dan wél mee kunt en wilt leven een ánder. En nu het christendom door velen niet meer aanvaard wordt als de dragende en drijvende kracht van de Westerse beschaving, dient de vraag zich aan: wat dan wél?

Uit het leven zelf halen wat er in zit in een voortdurende jacht naar méér en beter – leuk! leuker! leukst! – kan alleen een oppervlakkige honger stillen, en dan alleen nog maar tijdelijk. Maar een antwoord op de vraag wat de Westerse beschaving bezielen en richting geven kan zit er absoluut niet in, zoals het in zijn voegen piepende en krakende neoliberalisme laat zien.

Soms doet de hedendaagse Westerse samenleving me denken aan een onbeschoft lallende alcoholist die neemt wat hij hebben wil en daarbij zijn reutelende boeren trots presenteert als vrijheid van meningsguiting. Mijn grote broer had gelijk: uiterlijke onbeschoftheid krijgt daar een kans waar innerlijke beschaving ontbreekt.